Bijdrage Joël Voordewind aan Algemeen Overleg Syrië.

woensdag 14 september 2011

Bijdrage van ChristenUnie Tweede Kamerlid Joël Voordewind als lid van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken in een algemeen overleg minister Rosenthal van Buitenlandse Zaken.

Onderwerp:    Syrië

Kamerstuk:    32 623

Datum:             14 september 2011

De heer Voordewind (ChristenUnie): Voorzitter. Toen de commissie dit debat aanvroeg, is er door sommige leden gevraagd om het debat iets breder te trekken dan alleen het onderwerp Syrië. Aangezien wij nu toch ingehaald worden door de actualiteit met betrekking tot Turkije door het feit dat Turkije Israëlische doelen niet alleen met de marine, maar ook met F-16's heeft aangemerkt als vijandig vraag ik de minister om een reactie op de dreigende oorlogstaal van Turkije tegen Israël. Is dit niet aanleiding genoeg om de Turkse ambassadeur om opheldering te vragen?

Nu ga ik in op de zogenaamde "Arabische lente". Toen de eerste opstanden begonnen, toen de Arabische lente ontwaakte, zei de minister dat het Westen, ook Nederland, te weinig oog heeft gehad voor de democratische mensenrechten van het Arabische volk. Ik kan mij dat nog goed herinneren. Dat is een waarheid als een koe, maar ik leg de nadruk op de landen waar geen volksopstand heeft plaatsgevonden en waarover wij het weinig hebben. Ik geef als voorbeeld Saudi-Arabië. Daar worden nog steeds mensen onthoofd. Daar worden vrouwen en homo's gestenigd en geëxecuteerd vanwege overspel of vanwege hun andere seksuele geaardheid. De internationale gemeenschap laat Saudi-Arabië echter gewoon toe als lid van de VN-vrouwenraad. Saudi-Arabië was betrokken bij het platwalsen van de democratiseringsbeweging in Bahrein. Er gaan ook nog steeds wapens naar Saudi-Arabië. Ik begrijp dat Duitsland zelfs overweegt om tanks ernaartoe te sturen. Moeten wij daar niet onze verontwaardiging over uitspreken? Is het geen selectieve verontwaardiging als wij het eens zijn met landen waar nu wel een volksopstand ontwaakt, maar ons nog steeds van den domme houden bij landen die deze volksopstanden niet kennen? De mensenrechten en de onderdrukking van het Arabische volk gaan in die landen nog steeds gewoon door. Ik heb Nederland eerder ertoe opgeroepen om te stoppen met handelssteun aan landen als Saudi-Arabië. Die kennen namelijk de doodstraf voor overspel en voor bekering tot het christendom. De fractie van het CDA heeft mijn oproep toen helaas niet gesteund, waardoor die geen meerderheid kreeg in de Kamer, maar ik vraag alsnog de reactie van de minister op dit voorstel. Laten wij juist de uitspraak van de minister om in de Arabische lente oog te hebben voor de democratisering en de mensenrechten in de Arabische landen kracht bijzetten met daden.

Mijn volgende punt is Syrië. Ik steun de inzet van het kabinet en het harde werk van de minister voor het verstevigen van de sancties tegen Syrië. De minister heeft daar terecht zijn nek voor uitgestoken. Dit heeft ook geleid tot aanscherping van de sancties. Inmiddels zie ik dat er een verder pakket van sancties voorgesteld wordt binnen Europa, zodat de investeringen van Europese bedrijven in de Syrische oliesector worden belemmerd. Ik hoop dat dit snel tot overeenstemming leidt. Wat doen wij echter in de tussentijd? De Arabische Liga is langs geweest in Syrië. Eerst mocht die niet komen, maar vervolgens hebben vertegenwoordigers van de Arabische Liga toch gepraat met president Assad. Het geweld gaat echter door, ondanks de oproepen van de Arabische Liga om het geweld te stoppen. Wordt het niet tijd voor de Europese Unie om gezamenlijk met de Arabische Liga tot een Syrië-top te komen om te bezien op welke wijze het geweld kan worden gestopt? Ik begrijp dat er een meningsverschil is tussen de Arabische Liga en de Europese Unie over de positie van president Assad. Laten wij echter vooral praten met de bondgenoten van Syrië, de Arabische Liga, om te bezien op welke wijze wij het geweld zo snel mogelijk kunnen stoppen en de democratiseringsbeweging daar van de grond kunnen krijgen. Graag ontvang ik een reactie van de minister op de oproep om tot een Syrië-top te komen.

Zolang er nog geen top is, vraag ik de minister om te bekijken of Syrië het nog wel waard is om in een waardengemeenschap als de VN, in de Algemene Vergadering van de VN, te stemmen. Is het misschien een idee om Syrië het stemrecht te ontnemen zolang het geweld doorgaat? Syrië uit de VN zetten, zou betekenen dat de dialoog helemaal stopt. Zou er echter geen duidelijk politiek signaal van uitgaan als de democratische landen binnen de VN, een waardengemeenschap waarin de mensenrechten worden gerespecteerd, zeggen dat er maatregelen genomen moeten worden zodra landen hun eigen bevolking uitmoorden? Er zijn tot nu toe immers 2600 slachtoffers.

Ik heb ook een opmerking over Egypte. Wij hebben gezien dat de Israëlische ambassade daar pas heel laat verdedigd werd, waarschijnlijk pas door bemiddeling van Obama, de Amerikaanse president. De Conventie van Wenen stelt echter heel uitdrukkelijk dat alle ambassades effectieve bescherming nodig hebben. Welk signaal gaat ervan uit als Egypte pas zo laat bescherming inzet? Wij zien bovendien dat de persvrijheid in Egypte weer aan banden gelegd wordt: twee radiostations worden afgesloten.

De voorzitter: Mijnheer Voordewind, u gaat nu wel heel snel op een ander onderwerp over.

De heer Ormel (CDA):  Ik wil graag een punt van orde maken. Ik dacht dat wij een algemeen overleg over Syrië zouden voeren. Ik vind het prima om ook over Egypte, Turkije, Israël en zo te praten, maar ik dacht dat dit algemeen overleg alleen ging over Syrië.

De voorzitter: Ik kan daar kort over zijn. Tijdens de procedurevergadering bestond de behoefte om het onderwerp van het algemeen overleg wat breder te trekken. Wij hebben echter besloten om dat niet officieel, via de agenda, te doen. Het is aan de leden zelf om in hun inbreng andere onderwerpen bij dit algemeen overleg te betrekken. Ik heb daarnet de minister gevraagd of dit hem in problemen brengt, gelet op de voorbereiding, maar dat is niet het geval. Als het onderwerp te specifiek wordt, zal de minister dit ongetwijfeld aangeven. Voorlopig kunnen wij hiermee echter uit de voeten. Mijnheer Ormel, het is aan u om wel of niet dezelfde punten in uw inbreng aan de orde te stellen.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Dit was mijn indruk ook naar aanleiding van de procedurevergadering.

Ik heb nog een laatste punt over Egypte. De persvrijheid wordt sterk aan banden gelegd. Ik noem het voorbeeld van de twee radiostations. Wat is de inschatting van de minister over de verkiezingen? De verkiezingen zijn nog steeds niet definitief gepland. De datum van november hangt in de lucht, maar wij weten het nog steeds niet. Welke kant denkt de minister dat dit opgaat, gezien de signalen die wij nu krijgen, zoals het dreigen van het opzeggen van het vredesverdrag met Israël? Graag krijg ik een reactie hierop.

Het lijkt erop dat de invloed van de stammen in Libië weer toeneemt. Oost-Libië vecht terug tegen West-Libië. Hoe kunnen wij voorkomen dat er een tweede Afghanistan ontstaat? Hoe kunnen wij voorkomen dat er sektarisch geweld ontstaat? Schat de minister in dat de overgangsraad zich heel goed ervan bewust is dat de stammenleiders vooral binnen boord gehouden moeten worden?

Ik kom nu op de garantie van mensenrechten die ik in mijn inleiding al genoemd heb. Wij moeten op dat vlak heel stevige garanties krijgen. Er is een verwijzing dat de islamitische wetgeving de voornaamste bron van wetgeving in Libië zal zijn. Is de minister het met mij eens dat er ook een verwijzing naar de Universele Rechten van de Mens in de grondwet opgenomen zou moeten worden, zoals in Afghanistan het geval is, om op die manier de mensenrechten te garanderen?

Voor meer informatie zie ook www.tweedekamer.nl.

 


« Terug