Bijdrage Carla Dik-Faber aan het plenair debat inzake wetsvoorstel tot implementatie van de herziening van de mer-richtlijn

woensdag 25 mei 2016

Bijdrage van ChristenUnie Carla Dik-Faber als lid van de vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu aan een plenair debat met minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus van Infrastructuur en Milieu

Onderwerp:   Wetsvoorstel tot implementatie van de herziening van de mer-richtlijn

Kamerstuk:    34 287          

Datum:           25 mei 2016

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Voorzitter. Wij praten vandaag over een wet die hooguit een paar jaar zal werken, omdat we uiteindelijk naar de nieuwe Omgevingswet gaan. Toch moeten we nu zaken rond de milieueffectrapportage wijzigen, omdat we anders niet tijdig voldoen aan de herziening van de Europese MER-richtlijn. De fractie van de ChristenUnie maakt zich nog zorgen over een aantal aspecten van het wetsvoorstel. Ik noem ze kort: de selectie van milieufactoren waarop wordt getoetst, de passende scheiding van ambtelijke en bestuurlijke functies, de borging van de monitoring en het MER-advies bij de project-MER.

Ik begin met de toetsing van relevante milieufactoren. Met onderdeel D en E van het wetsvoorstel wordt mogelijk gemaakt dat alleen op relevante milieufactoren getoetst hoeft te worden. De richtlijn is op dit punt niet echt herzien. Ik snap dat de minister streeft naar vereenvoudiging, maar levert dit uiteindelijk wel winst op? Is het niet juist een risico dat de MER in de bezwaar- en beroepsfase over moet, omdat het bevoegd gezag ten onrechte milieufactoren buiten beschouwing heeft gelaten? Ik overweeg een amendement op dit punt.

Dan ga ik in op de passende scheiding van rollen. Hoe moet het in de praktijk gaan werken als het bevoegd gezag zelf de initiatiefnemer is? Op welke wijze wordt de schijn van belangenverstrengeling dan voorkomen? De herziene richtlijn stelt dat de functionele scheiding tussen bevoegd gezag en opdrachtgever in ieder geval bij de ambtelijke voorbereiding nodig is. Ook op bestuurlijk vlak kan er een belangenconflict zijn. De regering wil hier echter geen scheiding, omdat dit een kop zou zijn op de Europese richtlijnen en laat dit dan ook over aan het bevoegd gezag. De ChristenUnie vindt transparantie, onafhankelijkheid en het voorkomen van de schijn van belangenverstrengeling belangrijker. Het scheiden van functies zou de norm moeten zijn. Dat is geen extra regeldruk, maar het verdelen van verantwoordelijkheden. Ik heb daarom een amendement ingediend.

Nu kom ik op het belang van de monitoring. Met dit wetsvoorstel wordt goede monitoring nog belangrijker. Als een initiatiefnemer immers vrijwillig maatregelen wil nemen om ervoor te zorgen dat er geen aanzienlijke negatieve milieueffecten optreden, hoeft er geen MER-procedure te worden gevolgd. Maar wanneer wordt er gemonitord en wat wordt er gemonitord? Het wetsvoorstel laat dit over aan het bevoegd gezag: vindt dat monitoring noodzakelijk? Dat vind ik net iets te ruim. Monitoring zou voorgeschreven moeten worden als die in het belang van het milieu noodzakelijk is. Daarom stel ik een kleine tekstwijziging in een van de amendementen voor.

Het bevoegd gezag kan schriftelijke voorschriften maken voor de monitoring, maar welke voorschriften dat zijn, staat niet in het wetsvoorstel. Nu maakt dat maatwerk mogelijk en dat is mooi, maar het kan ook ervoor zorgen dat de monitoring gebrekkig is of overal onnodig anders waardoor resultaten in verschillende regio's moeilijk vergelijkbaar zijn. Ook daarvoor heb ik een amendement ingediend waarin wordt geregeld dat er in een Algemene Maatregel van Bestuur regels kunnen worden gesteld voor de monitoring. Voor veel voorkomende omgevingswaarden kunnen dan, waar dat nodig is, regels worden gesteld zonder dat dit ten koste gaat van het maatwerk dat voor andere omgevingswaarden nodig is. Dit kan het ook makkelijker maken om cumulatie in beeld te houden. Een ander voordeel is dat het de decentrale overheden ook meer ondersteunt. Is de minister bereid om voor omgevingswaarden waarvoor het niet wenselijk is om dergelijke landelijke regels te stellen, de decentrale overheden wel te ondersteunen in de vorm van handleidingen om ze te helpen om de juiste eisen aan monitoring te stellen?

De ChristenUnie wil graag weten op welke wijze het optreden van schade aan het milieu wordt voorkomen. Het bevoegd gezag moet immers eerst over de monitoringsresultaten van derden beschikken, tijd en menskracht hebben om die resultaten te duiden, zo nodig passende maatregelen op te stellen en die maatregelen vervolgens op te leggen. Daarna moeten ze nog uitgevoerd worden. Daar gaat echt veel tijd in zitten. Loop je zo niet het risico dat er onherstelbare schade optreedt? Graag krijg ik hierop een reactie van de minister.

Nu kom ik op mijn laatste punt, het MER-advies. In dit wetsvoorstel wordt het advies van de Commissie voor de m.e.r facultatief gemaakt voor de beperkte procedure. In de Omgevingswet wordt het advies uiteindelijk zelfs voor alle project-MER's facultatief, ook waar het nu nog verplicht is. De ChristenUnie is het hier niet mee eens. Onafhankelijke toetsing door de commissie zorgt voor een noodzakelijke waarborg dat gebruik is gemaakt van objectieve en kwalitatief goede informatie. Juist bij projecten die vaak complex zijn met mogelijk grote milieugevolgen en maatschappelijke belangstelling heeft een onafhankelijke toetsing meerwaarde. Dat is helemaal het geval als het bevoegd gezag ook de initiatiefnemer is. Is de minister het met mij eens dat als je zelf de initiatiefnemer bent en geen onafhankelijk advies vraagt aan de Commissie voor de m.e.r., dit haaks staat op de eis van scheiding van functies in de MER-richtlijn? De slager keurt dan immers zijn eigen vlees.

Ik heb daarom een amendement ingediend dat ertoe strekt dat het advies bij project-MER wel altijd verplicht is. Excuus, ik ben de tweede indiener van dit amendement; het is ingediend door mevrouw Van Veldhoven. Er was wat overleg voorafgaande aan dit debat en wij proberen zo veel mogelijk samen op te trekken. Dit amendement van D66 en de ChristenUnie zorgt ervoor dat het advies bij de project-MER altijd verplicht is. Ik snap dat de minister dan zegt: dat kost tijd, maar het kan natuurlijk ook een light advies zijn. Met de Commissie voor de m.e.r. kunnen goede afspraken worden gemaakt dat er niet onnodige dikke rapporten worden gemaakt; dan kost het maar beperkt tijd. Bovendien kan een MER-advies ook tijd besparen in het vervolg van de besluitvormingsprocedure. Juist een onafhankelijk advies kan bijdragen aan draagvlak en het voorkomen van weerstand en procedures. Dat lijkt mij ook een belangrijk doel van de wetsbehandeling vandaag.

Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl.

« Terug