Inbreng verslag (wetsvoorstel) Carola Schouten inz. Wet herziening fiscale behandeling eigen woning

donderdag 11 oktober 2012

Inbreng verslag (wetsvoorstel) van ChristenUnie Tweede Kamerlid Carola Schouten inzake Wet herziening fiscale behandeling eigen woning

Onderwerp:   Wet herziening fiscale behandeling eigen woning

Kamerstuk:   33 405

Datum:            11 oktober 2012

Inleiding

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel dat strekt tot uitvoering van de maatregel in het Begrotingsakkoord 2013 om voor nieuwe hypotheken uit te gaan van hypotheekrente aftrek op basis van een annuïtair schema. Deze leden pleiten voor een verdere hervorming van de woningmarkt waarbij onder meer starters tegemoet worden gekomen door een verdere verlaging van de overdrachtsbelasting en een geleidelijke aanpassing van het percentage waartegen de hypotheekrente kan worden afgetrokken zodat deze uiteindelijk op lange termijn voor iedereen 30% is.

Algemeen

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen wat de specifieke afbakeningsproblemen zijn van de groep starters.

Aanpassing begrip eigenwoningschuld

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen in hoeverre de regering mogelijkheden ziet om aflossen verder te stimuleren, bijvoorbeeld door de boeterentes aan te pakken die financiële instellingen rekenen als hypotheeknemers een groter bedrag willen aflossen. Genoemde leden vinden het van belang dat het aflossen van de hypotheekschuld wordt gestimuleerd. Dit is goed voor de financiële stabiliteit in Nederland en de schuldpositie van huishoudens en het in de hand houden van het beslag van de hypotheekrenteaftrek op de rijksbegroting. Deze leden vragen echter waarom er niet is gekozen voor een fictief annuïtair aflossingsschema waarbij de woningeigenaar zelf verantwoordelijk is voor de te kiezen hypotheekvorm, maar de hypotheekrenteaftrek begrensd is door de hypotheekrente die zou gelden indien sprake was van annuïtaire aflossing. Deelt de regering de mening, zo vragen deze leden, dat hiervan al een voldoende prikkel uitgaat om af te lossen en dat dit per saldo een vergelijkbaar effect zal hebben op het beslag van de hypotheekrenteaftrek op de rijksbegroting? Deze leden vragen dit te meer vanwege de complexe regelgeving die gepaard gaat met de eis van het daadwerkelijk annuïtair aflossen, de zogenaamde aflossingseis en alle regels die daarbij nodig zijn voor situaties dat er sprake is van een achterstand met het aflossen van de hypotheekschuld. Genoemde leden wijzen er op dat dit vooral een zaak is tussen de hypotheekgever en de hypotheeknemer. Over de regels ten aanzien van de aflossingseis hebben deze leden daarom nog enkele vragen. Zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie welke rentevoet in de formule van de aflossingseis moet worden gebruikt in het geval een woningeigenaar kiest voor een hypotheekvorm met een variabele rente waarbij contractueel is vastgelegd dat er voldoende wordt afgelost, bijvoorbeeld op basis van een lineair schema. Betekent dit dat er dan elke maand een rentevoet moet worden doorgegeven aan de Belastingdienst? Ook vragen deze leden wat er gebeurt als de hypotheekrente maandelijks wordt voldaan maar er structureel op 31 december sprake is van een maand achterstand. Voldoet de hypotheeknemer in dat geval nog aan de aflossingseis? De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat op verschillende plaatsen in het wetsvoorstel wordt gesproken over de afsluitprovisie, waaronder in artikel 3.120, vijfde lid. Genoemde leden vragen hoe zij dit moeten interpreteren in relatie tot het provisieverbod dat op 1 januari 2013 ingaat.

Bestaande en nieuwe leningen (onderbouwing van het overgangsrecht)

In het wetsvoorstel worden de fiscale begrippen «bestaande eigenwoningschuld» en «nieuwe eigenwoningschuld» geïntroduceerd. Redenerend vanuit 2012 is dit begrijpelijk, maar de leden van de ChristenUnie-fractie zijn bang dat dit tot spraakverwarringen gaan leiden in de jaren ná 2012. Dan wordt namelijk gesproken over een bestaande «bestaande eigenwoningschuld», een bestaande «nieuwe eigenwoningschuld» en een nieuwe «nieuwe eigenwoningschuld». Dit zal tot veel verwarring en daarmee tot fouten leiden. Genoemde leden stellen de regering dan ook voor de benaming van de genoemde fiscale begrippen aan te passen.

Uitvoeringsaspecten

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen welk deel van de extra uitvoeringskosten is gekoppeld aan de extra werkzaamheden van de Belastingdienst gerelateerd aan de aflossingseis. Deze leden vragen om een overzicht van de uitvoeringskosten zoals die zouden luiden als gekozen zou worden voor een fictief annuïtair aflossingsschema.

Overig

Het voorstel van de regering om aftrek van eigenwoningrente alleen toe te staan indien de eigenwoningschuld ten minste binnen 30 jaar annuïtair wordt afgelost, zal in veel gevallen een verzwaring van de woninglasten betekenen. In dit kader hebben de leden van de ChristenUnie-fractie gezocht naar mogelijkheden om de woningeigenaar van buitenaf financiële hulp aan te reiken. Genoemde leden vragen hoe de regering staat tegenover het idee om de huidige vrijstelling die in de Successiewet 1956 is opgenomen voor schenkingen die worden gedaan in verband met de eigen woning te verruimen in die zin dat de daarin opgenomen beperkingen (leeftijdsgrens, directe familieband en het feit dat maar eenmalig gebruik kan worden gemaakt van de vrijstelling) worden weggenomen? Thans is de schenkingsvrijstelling door een amendement gekoppeld aan de eenmalige schenkingsvrijstelling die geldt voor een schenking door een ouder aan een kind. Naar de mening van de leden van de ChristenUnie-fractie zou in de Successiewet 1956 ten minste een aparte vrijstelling dienen te worden opgenomen voor schenkingen die verband houden met de eigen woning. Genoemde leden vragen daarnaast of het mogelijk is om het maximumbedrag van thans € 50 300 budgetneutraal te schrappen met de gedachte dat het eventuele verlies aan schenkbelasting wordt gecompenseerd door een lagere renteaftrek als de schenking wordt besteed voor aflossing van de eigenwoningschuld. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen wat in dit verband de financiële consequenties zijn van het laten vervallen van het maximumbedrag van € 50 300 indien de schenking verband houdt met de eigen woning. Momenteel geldt als regel dat hypotheekrentekosten alleen aftrekbaar zijn als de woning bedoeld is om binnen twee jaren als hoofdvestiging te dienen. Nu de woningmarkt momenteel behoorlijk in het slop zit, en doorstroming wordt belemmerd omdat mensen hun huis niet verkocht krijgen, zoeken de leden van de ChristenUnie-fractie naar creatieve oplossingen. Stel dat iemand een nieuwe woning heeft gekocht, maar zijn oude woning niet kan verkopen omdat de potentiële koper (die graag een grotere woning wil) zijn eigen huis niet kan verkopen. In dat geval zou het een optie zijn voor de verkoper om het (goedkopere) huis van de koper over te nemen zodat doorstroming wordt bevorderd en de hypotheekschuld van de verkoper wordt verlaagd. De verkoper gaat dan vervolgen het «oude» huis van koper weer verkopen. Genoemde leden vragen in dit verband wat de (on)mogelijkheden zijn om de aftrekbaarheid van hypotheekrente ook te laten gelden voor woningen die aangekocht worden ter verlichting van lasten en om de doorstroming op de huizenmarkt te bevorderen, waarbij die woning niet bedoeld is om in te gaan wonen.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 3.119c

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of in het tweede lid, onderdeel a, en het derde lid, onderdeel b, «onder B wordt verstaan» niet moet worden vervangen door «onder Bx wordt verstaan». Ook hebben deze leden de indruk dat in et de formule in lid 1 «B0 1» moet worden vervangen door «B0 * 1». Genoemde leden vragen hoe Bx wordt bepaald in artikel 3.119c, tweede lid, onderdeel a, in het geval er op dat moment sprake is van een betalingsachterstand.

Artikel 3.119e

In het eerste lid van artikel 3.119e lezen de leden van de ChristenUnie-fractie over een aflossingsachterstand die vaker dan incidenteel voorkomt. Genoemde leden vragen of dit niet kan leiden tot interpretatieverschillen.

Artikel 3.119g

Op basis van de informatieplicht niet-bancaire leningen heeft een belastingplichtige alleen recht op renteaftrek als er op tijd informatie wordt aangeleverd aan de Belastingdienst. In het geval van een wijziging van gegevens moet de belastingplichtige voor 1 februari van het volgende kalenderjaar deze gegevens verstrekken. Indien dit niet gebeurt, vervalt het recht op renteaftrek over het lopende kalenderjaar. De leden van de ChristenUnie-fractie zijn van mening dat dit een zware sanctie is. Welke alternatieven zijn hierbij overwogen? Is het ook een optie om een verklaring van de geldverstrekker bij de jaarlijkse aangifte te voegen, waarbij de belastingplichtige er bij de aangifte automatisch op attent wordt gemaakt dat er een verplichting is om een wijziging in gegevens door te geven aan de Belastingdienst?

Artikel 10bis

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen wat nu precies de consequenties zullen zijn voor de consument aan het einde van de rentevastperiode indien sprake is van een spaarproduct. Indien op dat moment sprake is van een lagere rente dan zal per definitie de inleg over het spaartegoed toenemen. Zou dit niet gebeuren, dan zou het beoogde kapitaal op einddatum niet worden gehaald. Echter, het huidige wetsvoorstel schrijft voor dat het over te maken bedrag niet verhoogd mag worden. Indien dat wel gebeurt, valt de rekening niet meer onder het overgangsrecht, en zal de consument zijn hypotheekrenteaftrek ineens verliezen over dit hypotheekdeel. Dit zal niet verwacht zijn door de consument, en sluit volgens genoemde leden niet aan bij de opzet van het wetsvoorstel. Kan de regering toezeggen dat het verlies aan overgangsrecht niet optreedt, indien de inleg toeneemt als gevolg van renteontwikkelingen in de aan de spaarrekening gekoppelde hypotheek?

Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl.

« Terug