Over Hendrik-Jan
- Fractiesecretaris
- Lid van de Eerste Kamer sinds 6 april 2021
Een oude volkswijsheid luidt: “Soms is het middel erger dan de kwaal”.
Ten behoeve van dit debat over de Verzamelwet VWS leid ik uit die volkswijsheid twee denklijnen af. Ten eerste: het in te zetten middel moet zijn afgestemd op de kwaal. En ten tweede: het is mogelijk dat een middel zijn doel voorbij schiet en zelfs kan leiden tot het tegenovergestelde effect. Langs die twee lijnen wil ik mij richten op een specifiek onderdeel uit de verzamelwet waarmee mijn fractie moeite heeft, namelijk de voorgestelde wijziging van artikel 62 Geneesmiddelenwet.
Met enige regelmaat klinkt in deze vergaderzaal parlementair ongenoegen – ook van mijn fractie - over wetsvoorstellen die in mum van tijd in de steigers worden gezet en vervolgens met stoom en kokend water door de beide Kamers geloodst moeten worden. Wat er ook gezegd kan worden van de voorstellen die we vandaag behandelen, haastwerk is het bepaald niet geweest.
“Gij zult niet doodslaan”. Deze fundamentele norm uit het zesde van de tien geboden is in ons strafrecht stevig verankerd. En daarin maakt de wetgever – zo zeg ik met instemming professor Cleiren na – een scherp onderscheid tussen de dood van een ander als beoogd en als niet beoogd gevolg. Gedragingen die zijn gericht op de dood van een ander of die als zodanig moeten worden beschouwd zijn daarom welbewust opgenomen in een andere titel van het wetboek van strafrecht dan gedragingen waarbij de dood van een ander niet beoogd of zelfs niet verwacht was.