Bijdrage Joël Voordewind aan de Begroting Justitie en Veiligheid, het onderdeel migratie

dinsdag 20 november 2018

Bijdrage Joël Voordewind aan een plenaire begrotingsbehandeling met met minister Grapperhaus van Justitie en Veiligheid, minister Dekker voor Rechtsbescherming en staatssecretaris Harbers van Justitie en Veiligheid

Kamerstuknr. 35 000 - VI

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter. Op dit late tijdstip ga ik toch maar de aandacht vestigen op drie belangrijke dilemma's en vraagstukken bij migratie, als het kabinet nog de aandacht op kan brengen.

Voorzitter. Allereerst het meest schrijnende, denk ik, namelijk de vreselijke verdrinkingen op de Middellandse Zee, maar ook de schrijnende situatie in detentiekampen in Libië. Ik vraag het kabinet wat het kan doen om die detentiekampen in Libië te sluiten. Wij zijn daar als commissie migratie geweest en hebben de vreselijke situatie daar gezien.

Voorzitter. Dat geldt ook voor de schrijnende situatie op de Griekse eilanden, zoals Lesbos en Samos. Ik blijf het bij elk debat maar noemen. Welke drukmiddelen hebben we op Griekenland en welke mogelijkheden zijn er om de humanitaire situatie daar te verbeteren? Wat gaat Nederland doen, samen met de andere EU-landen, om het leed daar te stoppen? Ik hoop niet dat we weer hetzelfde antwoord krijgen, namelijk dat Griekenland zijn verantwoordelijkheid moet nemen, want het gebeurt op Europees grondgebied.

De derde uitdaging op het gebied van migratie is de ondertekening van de Marrakeshverklaring. In het pact worden een aantal principes over migratie vastgelegd waar we ons als ChristenUnie goed in kunnen vinden. De irreguliere migratie wordt aangepakt, de mensensmokkel wordt aangepakt, er wordt aandacht besteed aan de grondoorzaken van migratie, er wordt gewezen op het redden van levens op zee en er wordt aangestuurd op een humane opvang in de regio. Tegelijkertijd is de soevereiniteit van de deelnemende landen daarbij wel uitgangspunt, ook voor de ChristenUnie. Het pact zou ook niet-juridisch bindend zijn. Het past ook bij de uitgangspunten van de soevereiniteit om dat niet-juridisch bindende pact te kunnen ondertekenen. Toch rijzen er vragen op dat laatste punt. Kan de staatssecretaris die vragen eenduidig beantwoorden, zodat we weten waar we echt aan toe zijn met deze overeenkomst? Hebben we als lidstaat, hebben we als Nederland gewoon de bevoegdheid om ons eigen migratiebeleid te blijven voeren? Ik krijg graag een reactie op dat punt.

Dan de bekeerlingen, de lhbti's en de beoordelingen daarvan. Daarover hebben we een brief gekregen van de staatssecretaris. Wat gaat er nu daadwerkelijk veranderen? Gaan zaken van bekeerlingen opnieuw beoordeeld worden als er bijvoorbeeld geen onderscheid is gemaakt tussen passieve en actieve bekeringen of als hun eerder is gevraagd of ze wel een zorgvuldige afweging van religies en stromingen hebben gemaakt? Daar besteedt de staatssecretaris wel aandacht aan als het gaat om de beoordeling van lhbti's, om te zien of de keuze die ze hebben gemaakt, de coming out, een duidelijk bewustwordingsproces is geweest en ze een wijze van zelfacceptatie hebben ondergaan. Maar als het gaat om bekeerlingen en de twee aspecten die ik net heb genoemd, wijst de brief van de staatssecretaris daar niet op. Ik hoop dat deze aspecten ook aanleiding voor de staatssecretaris kunnen zijn om opnieuw naar die zaken te kijken. Ik krijg graag een reactie van de staatssecretaris op dat punt. Het gaat dan met name om pagina 2 van de brief van 13 november.

Ik lees dat pas volgend jaar zomer de pilot in Den Bosch wordt afgerond. Het gaat dan om het gebruikmaken van deskundigheid binnen de IND. Moet dat echt tot de zomer wachten? Deze pilot is al begin dit jaar gestart. Ik hoor graag of dit sneller kan. Hoe kunnen afgewezen asielzoekers de beoordeling nog aanvechten als de IND volgens de brief als de enige deskundige wordt beschouwd en het oordeel van andere deskundigen zo goed als buiten beschouwing wordt gelaten? Van de rechter valt weinig te verwachten op dit punt, want die beschouwt de IND als enige deskundige. En waaruit blijkt eigenlijk dat de IND aan een integrale geloofwaardigheidsbeoordeling doet? Ik krijg graag antwoorden op deze vragen.

Voorzitter, ten slotte. Hoe staat het met de Landelijke Vreemdelingen Voorzieningen voor uitgeprocedeerden die niet terug kunnen naar het land van herkomst? Gaan die nu echt van start? We wachten er al een jaar op.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:
Dank u wel, meneer Voordewind. O, de heer Jasper van Dijk heeft één vraag.

De heer Jasper van Dijk (SP):
Ja, het is maar een kleine vraag.

De voorzitter:
Ja, zo ken ik u.

De heer Jasper van Dijk (SP):
Maar de heer Voordewind heeft nogal stevige taal uitgeslagen rond het voorstel van de heer Azmani over de discretionaire bevoegdheid, namelijk: dat gaat niet met de ChristenUnie in dit kabinet gebeuren. Ik wil hem dat graag in deze zaal horen herhalen. Dus even voor alle helderheid: als de heer Azmani in zijn tweede termijn een voorstel hiertoe indient en dat wordt aangenomen, dan vertrekt de ChristenUnie uit dit kabinet. Heb ik dat goed begrepen?

De voorzitter:
Hij had een simpele vraag, zei de heer Jasper van Dijk.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Maar het vergt wel even wat uitleg, voorzitter. Want ik heb inderdaad gezegd dat dit geen goed plan is van collega Azmani. Als wij daadwerkelijk willen werken aan een verlichting van de taakstelling van de staatssecretaris, dan zullen we moeten gaan kijken naar de oorzaken waarom die taakstelling zo zwaar is op dit moment. In die context heb ik ook gewezen op de verruiming van het kinderpardon, dat wel degelijk zou kunnen helpen bij die verlichting. Als de heer Azmani en de VVD daarover zouden willen praten, dan liever vandaag dan morgen.

De voorzitter:
Tot slot.

De heer Jasper van Dijk (SP):
Ja, dat vind ik ook heel interessant, dus ik zou graag bij dat soort onderhandelingen zijn. Maar als de heer Azmani daar niet toe bereid is en zijn voorstel wordt eenzijdig overgenomen door het kabinet — dat zou zomaar kunnen; het is een partijgenoot van deze staatssecretaris — dan vertrekt de ChristenUnie uit dit kabinet. Heb ik dat goed begrepen?

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Het gaat in dit huis volgens mij niet zozeer om wat het kabinet wil. We hebben hier een parlementaire democratie. Dat betekent dat een meerderheid van de Kamer dat dan zou moeten willen. Dat zie ik nog niet zo snel gebeuren.

De heer Van Ojik (GroenLinks):
"Hij zegt het niet, hè", zegt de heer Van Dijk. Ik herhaal dat graag, mevrouw de voorzitter.

De heer Voordewind verwees ook naar de reis van de commissie naar Libië en Tunesië. We hebben het daar eerder op de avond ook over gehad, naar aanleiding van het verslag dat de heer Azmani daarvan deed. Wat voor conclusie heeft de heer Voordewind naar aanleiding van dat bezoek getrokken over die migratiedeals, waar het regeerakkoord zo vol van is?

De voorzitter:
Een korte reactie.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Ik denk dat wij met z'n allen dezelfde antwoorden hebben gehoord van de minister in Tunesië. In Libië hoeven we er trouwens al helemaal niet over te spreken. Die minister zei: "This question is totally not relevant." Oftewel: er was naar onze stellige overtuiging geen ruimte voor het vraagstuk van een brede migratiedeal. Dat betekent niet dat er niks kan. We hebben juist gehoord dat er nog heel veel mogelijk is. Misschien is de heer Van Ojik er, net als ik, heel blij mee dat er wel andere mogelijkheden zijn, zoals het versterken van de kustwacht, legale migratie en — daar begon ik mijn inbreng ook mee — het voorkomen van verdrinkingen in de Middellandse Zee.

De heer Van Ojik (GroenLinks):
Dat zou kunnen. Dat geldt misschien niet voor al die punten. Over de kustwacht denken we misschien verschillend. Maar wat politiek wel interessant is, is de vraag welke conclusie je trekt voor datgene wat in het regeerakkoord was afgesproken, namelijk dat we zouden zoeken naar migratiedeals, zodat we mensen die in Europa asiel aanvragen, zouden kunnen terugsturen naar landen waar ze doorheen getrokken zijn. Het regeerakkoord spreekt over dat soort migratiedeals. De Tunesische minister heeft kennelijk gezegd dat dit niet aan de orde is, of zoiets. Maar ik wil nu ook weten wat de heer Voordewind daaruit concludeert.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
We stellen vast dat het niet relevant is. Dat betekent dat je naar alternatieven moet gaan kijken. Ik weet dat het de heer Van Ojik een beetje teleurstelt, want anders had GroenLinks misschien wel aangeschoven bij een coalitie. Maar die migratiedeals doen zich niet voor. Dus we hoeven er ook niet verder over na te denken. We denken samen met de minister van Buitenlandse Zaken na over wat er dan wel mogelijk is. Ik hoop dat GroenLinks daar ook over nadenkt.

De heer Van Ojik (GroenLinks):
Mag ik iets rechtzetten?

De voorzitter:
Ja, u mag iets rechtzetten.

De heer Van Ojik (GroenLinks):
De veronderstelling van de heer Voordewind dat mij dit teleurstelt, is buitengewoon onjuist. Ik heb altijd gepleit tegen dit soort migratiedeals. Ik vind ze verkeerd. De heer Voordewind weet ook dat ik ze verkeerd vind. Hij veronderstelt dat ik teleurgesteld ben nu blijkt dat hij in Tunesië heeft gehoord wat ik al heel lang zeg, namelijk dat deze akkoorden onzin zijn. Maar dat is voor mij geen teleurstelling. Ik wil er ook niet triomfantelijk over doen, maar hij nodigt mij nu bijna uit om dat wel te doen.

De voorzitter:
Nee, dit punt heeft u duidelijk gemaakt, meneer Van Ojik. Eén vraag, meneer Fritsma.

De heer Fritsma (PVV):
De heer Voordewind had het toch weer over een verruiming van het kinderpardon, ook al was het in een interruptiedebatje. Realiseert de heer Voordewind zich dat de asielzoekersgezinnen waar hij op doelt, gewoon een wettelijke vertrekplicht hebben? Vindt de ChristenUnie wel of niet dat die wettelijke vertrekplicht gewoon moet worden nageleefd?

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Zoals de heer Fritsma heel goed weet, hebben we hier een Regeling langdurig verblijvende kinderen. Als gezinnen en kinderen die hier langer dan vijf jaar verblijven, meewerken aan hun uitzetting, meewerken aan de procedure en in het zicht van de overheid zijn gebleven, dan geeft dat de mogelijkheid voor kinderen die geworteld zijn in Nederland, om alsnog in Nederland te blijven. Het probleem is natuurlijk — dat weten we allemaal — dat het meewerkcriterium zo strikt wordt toegepast dat er heel weinig kinderen onder vallen.

De voorzitter:
Deze discussie is ook heel vaak gevoerd. Tot slot.

De heer Fritsma (PVV):
Ja, maar toch krijg ik geen antwoord op deze vraag. Want die asielzoekersgezinnen waar de heer Voordewind op doelt met de verruiming van het kinderpardon, hebben een wettelijke vertrekplicht. Vindt de ChristenUnie wel of niet dat die wettelijke vertrekplicht moet worden nageleefd? Dat is een heel relevante vraag, voorzitter. Hier staat een woordvoerder van een regeringspartij, en het is nogal wat als die gewoon niet durft te zeggen dat de wettelijke vertrekplicht moet worden nageleefd bij afgewezen asielzoekers.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Ik begrijp dat de heer Fritsma nooit voorstander is geweest van kort gezegd het kinderpardon. Dat stelt hem weer teleur. Maar het is er wel. Er waren partijen die het wilden afschaffen en er waren andere partijen die het wilden behouden, maar het is er nog steeds. Ons verzoek en pleidooi is altijd geweest om te kijken naar een ruimere toepassing van de bestaande regeling. Dat is onze inzet altijd geweest. Dus ja, dat is het antwoord.

De voorzitter:
Dank u wel.

Meer informatie

« Terug

Archief > 2018 > november