Inbreng Joël Voordewind ontwikkeling wachtlijsten geïndiceerde jeugdzorg en toegankelijkheid

donderdag 17 januari 2013

Inbreng schriftelijk overleg van ChristenUnie Tweede Kamerlid Joël Voordewind als lid van de algemene commissie Jeugdzorg

Onderwerp:   Ontwikkeling van de wachtlijsten in de geïndiceerde jeugdzorg en toegankelijkheid en veiligheid jeugdzorg

Kamerstuk:    31 839

Datum:            17 januari 2013

De leden van de ChristenUnie-fractie zijn blij met het onderzoek dat door de Inspectie Jeugdzorg is uitgevoerd naar de veiligheid van jongeren die wachten op geïndiceerde jeugdzorg. Deze leden vinden het van groot belang, dat wanneer kinderen op een wachtlijst staan zij niet uit beeld raken en hun veiligheid niet in het geding komt. Zij hebben over het rapport en de brief enkele vragen:

Zij vragen zich af hoe het komt dat het rapport van de Inspectie een ander beeld van de wachtlijstproblematiek geeft, dan het rapport wat eerder was uitgevoerd door de vier Regionale Rekenkamers? Uit het onderzoek van de Regionale Rekenkamers kwam naar voren dat de omvang en ernst van de wachtlijstproblematiek in de rapportages van provincies en stadregio’s te weinig zichtbaar is. In dat rapport worden dus aanbevelingen gedaan om deze zichtbaarheid te vergroten. Uit het rapport van de Inspectie komt juist naar voren dat de veiligheidsrisico’s voldoende worden ingeschat en dat bureaus jeugdzorg en de zorgaanbieders de kinderen op de wachtlijst veel beter in zicht hebben. Er is dus wel zicht op de situatie. Deze leden vragen nader op de verschillen tussen beide rapporten in te gaan.

Verder vragen deze leden zich af in hoeverre de aanbevelingen van de Inspectie ook van toepassing zijn na de transitie van de jeugdzorg? Verwacht de regering bijvoorbeeld, dat bureaus jeugdzorg ook na de transitie, veiligheidsrisico’s voldoende kunnen inschatten?

In de brief komt naar voren dat enkele provincies eigen middelen gebruiken om te investeren in de wachtlijstproblematiek. Niet alle provincies doen dit. Is het mogelijk een overzicht te geven hoeveel eigen middelen de provincies de afgelopen vijf jaar hebben gebruikt ten gunste van de wachtlijstproblematiek? Is het ook mogelijk om in dit overzicht de omvang van eigen middelen van provincies in de gehele jeugdzorg, los van de wachtlijstproblematiek mee te nemen? Kan dit worden afgezet tegen de uitkering die de provincies jaarlijks ontvangen van het Rijk?

Er wordt in de brief aangegeven dat het moeilijk is een koppeling te leggen tussen de omvang van eigen middelen van provincies en de prestaties in termen van wachtlijsten. Interpreteren deze leden deze opmerking juist, als zij concluderen dat er geen koppeling gemaakt kan worden tussen eigen middelen en ‘de lengte’ en ‘omvang’ van de wachtlijsten? Is er wel koppeling te maken als het gaat om termen van veiligheid van jongeren op de wachtlijst?

Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl.


« Terug