Bijdrage Carla Dik-Faber aan het algemeen overleg Windenergie op het land

donderdag 20 juni 2013

Bijdrage van ChristenUnie Tweede Kamerlid Carla Dik-Faber als lid van de vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu aan een algemeen overleg met minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus van Infrastructuur en Milieu en minister Kamp van Economische Zaken

Onderwerp:   Windenergie op land

Kamerstuk:    33 612

Datum:            20 juni 2013

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Voorzitter. Ik was begin dit jaar op werkbezoek in de Drentse veenkoloniën. Ik stond er in de weilanden. Het is een heel wijds gebied met weinig bebouwing en het waait er altijd. Je zou denken: geen gebied is geschikter om windenergie te realiseren. Maar als je er rondrijdt en door de dorpjes komt, zie je overal plakkaten en borden waarop staat dat men geen windenergie wil. Waar het het meest logisch is om windenergie te realiseren, heb ik eigenlijk nooit eerder een plek gezien waar het verzet tegen windenergie zo ontzettend groot is. Ik vraag mij af wat daar is misgegaan. Volgens mij is dat samen te vatten in twee worden: communicatie en participatie. De initiatiefnemers zijn nu wel in gesprek met de mensen die in het gebied wonen. Ze zijn bereid om aan de slag te gaan met participatie. Maar eigenlijk is het vooral te laat. Het verzet is zo groot dat inwoners dit niet meer ervaren als compensatie. Daarom wil de ChristenUnie dat de minister veel meer werk gaat maken van deze twee items, van communicatie en participatie. In de structuurvisie Wind op land staat dat de initiatiefnemers gevraagd wordt "open te staan voor de wensen van omwonenden voor financiële participatie". Dat is veel te vrijblijvend. Ik wil dat de minister participatie van omwonenden verankert in wet- en regelgeving, zoals ook in Denemarken het geval is. Natuurlijk is maatwerk per gebied belangrijk. Daarvoor wil ik ruimte geven. Maar over het principe van participatie mag gewoon geen discussie bestaan.

Een ander punt is de SDE-plusregeling, die focust op het goedkoopste eerste. Als financiële participatie van omwonenden wordt meegenomen in de businesscase komen windprojecten moeilijker in aanmerking voor subsidie dan nu het geval is. Wat gaat de minister daaraan doen?

Het CPB heeft deze week geadviseerd om maar beter vijf jaar te wachten met windenergie. De maatschappelijke kosten-batenanalyse is positief, maar valt over vijf jaar nóg voordeliger uit. Dit is een non-discussie. De gemiddelde doorlooptijd van een project voor windenergie is vijf jaar, als je geluk hebt. Laten we vooral niet wachten met besluitvorming. Nederland loopt al hopeloos achter in Europa als het gaat om het aandeel duurzame energie. Nog langer wachten is slecht voor onze economie, voor ons milieu en voor onze volksgezondheid. Het CPB negeert het feit dat oude, afgeschreven kolencentrales nog volop draaien en als het aan dit kabinet ligt zelfs met subsidie uit de SDE-plus. Dat is de wereld op zijn kop. Ik verwijs graag naar het advies van het PBL hierover, dat op dezelfde dag verscheen als het rapport van het CPB.

Het IPO heeft gisteren de aanvullende locaties voor windenergie bekendgemaakt. Daarmee komen we op de toegezegde 6.000 MW wind op land. Het klinkt fantastisch, maar ik heb geen glazen bol nodig -- sowieso is de ChristenUnie niet zo van glazen bollen -- om te voorspellen dat er in 2020 zeker geen 6.000 MW gerealiseerd is. Uit het onderzoek van Bosch & Van Rijn blijkt dat 30% van de locaties, en wellicht zelfs de helft, niet zeker is vanwege andere belangen. De provincies moeten met alternatieven komen als projecten afvallen. Ik kan verzekeren -- ik spreek nu ook als oud-Statenlid -- dat dit niet gaat werken. Kijk naar het proces waarmee de laatste paar honderd megawatt is aangewezen. Over de laatste 65 MW konden de provincies het niet eens worden. Ze hebben daarom maar gezegd: allemaal 5,5 MW erbij. Wat een kruimelwerk. Zo gaan we er niet komen. Ik vraag de minister om een reële planning te maken en het wensdenken achter zich te laten.

We moeten verder kijken dan de 6.000 MW. Locaties zullen afvallen, maar we moeten ook verder kijken dan het regeerakkoord en 2020. Daarom vraagt de ChristenUnie aan de minister een plan-m.e.r. uit te voeren voor alle reserve-rijkscoördinatieregelingprojecten. Deze projecten waren nog wel als kansrijke locaties in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) opgenomen, maar zijn nu afgevallen. Kan de minister dit toezeggen? Intussen moeten we wel aan de slag gaan met de locaties die nu worden aangewezen.

Een paar locaties benoem ik specifiek, allereerst het gebied Noordzeekanaal. Deze week verscheen een rapport waarin wordt aangetoond dat hier ten minste voor 150 MW gerealiseerd kan worden. Dit project is groter dan 100 MW en kan dus onder de rijkscoördinatieregeling gebracht worden. Deelt de minister mijn conclusie? Het is te gek voor woorden dat de provincie deze locatie blokkeert terwijl er lokaal draagvlak is. De minister moet hier doorzettingsmacht tonen. De tweede locatie is het noordelijke deel van Noord-Holland-Noord. Dat is een gemiste kans. Er staan 170 verouderde turbines verspreid over het landschap die vervangen kunnen worden door nieuwe turbines. Minder turbines, maar wel veel meer megawatt. Dan de Kop Afsluitdijk in Friesland. Zes lokale initiatieven van Friese dorpen en agrariërs met draagvlak tellen samen op tot 100 MW. Waarom wordt dit niet opgenomen in de structuurvisie? De laatste locatie die ik noem, is de Afsluitdijk. Deze dijk wordt versterkt. Laten we er dan in ieder geval voor zorgen dat we windenergie niet onmogelijk maken. Rijkswaterstaat zou bij de uitbouw van de dijk de mogelijkheid van een grootschalig windpark moeten meenemen. Het is jammer dat al deze locaties zijn afgevallen en als het ware het IJsselmeer in zijn geschoven. Deze locatie in het water is veel complexer en geniet veel minder draagvlak. We vragen de minister bij de plannen voor het IJsselmeergebied de nationale regie te nemen.

Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl.

« Terug

Archief > 2013 > juni