Bijdrage Joël Voordewind aan Algemeen Overleg Focusbrief ontwikkelingssamenwerking, vervolg.

dinsdag 21 juni 2011

Bijdrage van ChristenUnie Tweede Kamerlid Joël Voordewind als lid van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken in een algemeen overleg, gevoerd met staatssecretaris Knapen van Buitenlandse Zaken.

Onderwerp:    Focusbrief ontwikkelingssamenwerking (vervolg van AO d.d. 16 juni 2011)

Kamerstuk:    32 605

Datum:             21 juni 2011

De heer Voordewind (ChristenUnie): Voorzitter. Ik heb nog een aantal opmerkingen, maar dank eerst de staatssecretaris voor de beantwoording van mijn vragen. Hij heeft een aantal van mijn zorgen weggenomen en kan rekenen op de steun van de ChristenUnie voor de thema's en ook globaal voor de landenkeuze, de keuze van de vijftien landen. Ik heb in eerste termijn gezegd dat wij nog wel vragen hebben bij bepaalde keuzen, bijvoorbeeld waarom Congo wel afvalt terwijl zich daar de meest schrijnende situatie voordoet, ook met betrekking tot de positie van de vrouw. Er is net weer een Amerikaans rapport naar buiten gekomen waarin Congo op de tweede plaats stond. Ik begrijp dat de staatssecretaris er via multilaterale kanalen veel aandacht aan besteedt, maar het zou toch goed zijn om via het kleine bedrag tot nu toe, de 4,5 mln., de regering van dat land ertoe aan te zetten om daar iets ten positieve te veranderen. Mijn pleidooi blijft staan voor Congo. Als er per se een land af moet, zou ik eerder kijken naar de Palestijnse gebieden of Kenia, waar wij absoluut niet in de top tien van donoren staan, wat ook een van de criteria van de staatssecretaris is. Mijn voorkeur zou daarnaar uitgaan.

Ik kom bij de thema's. De Kamer heeft twee jaar geleden met brede steun een amendement op het gebied van onderwijs aangenomen. Het ging er met name om of wij in die landen waar de kinderarbeid een groot probleem was en nog steeds is, zoals in Bangladesh, onderwijs en toeleiding tot onderwijs vanuit die kinderarbeid kunnen stimuleren. Het was een specifiek amendement. Ik vraag de staatssecretaris toch nog te kijken naar de uitvoering en het laten doorlopen van de gelden die specifiek zijn geoormerkt voor het toeleiden vanuit de kinderarbeid naar het basisonderwijs. Ik begrijp de verschuiving door de staatssecretaris naar het beroepsonderwijs, maar ik vraag graag extra aandacht voor de toeleiding naar het basisonderwijs en bij voorkeur een voortzetting van die financiële middelen.

Wat IDH betreft, begrijp ik heel goed hoe de financiering in elkaar zit. Ik heb de organisatie zelf meerdere keren meegemaakt. Ik heb bij de begrotingsbehandeling een motie ingediend om tot afrekenbare doelstellingen te komen in verband met de verhoging van het bedrag van 25 mln. naar 100 mln., maar die motie werd verworpen. De coalitiepartijen stemden toen tegen. Is de staatssecretaris uit zichzelf bereid, mogelijk via een brief, toch te kijken of wij tot afrekenbare doelstellingen kunnen komen? Het gaat om een groot bedrag.

Ik ga heel snel verder met mijn laatste punten. Ik heb al eerder gepleit om, als wij teruggaan naar die vijftien landen, bij die vijftien ambassades echt te investeren in OS-deskundigheid. Ik zie in die landen nog veel te vaak dat je bij OS-projecten te maken krijgt met algemene diplomaten. Ik vraag daar graag aandacht voor.

De voorzitter: Uw laatste punt.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Mijn een na laatste punt …

De voorzitter: Nee, uw laatste punt. Dus u moet kiezen.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Dan doe ik dat in een keer; je moet creatief zijn in dit vak.

De voorzitter: Heel kort.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Mijn laatste punt gaat over de doodstraf. De staatssecretaris zegt dat hij zijn uiterste best gaat doen. Als wij dan al steun geven aan landen die in hun wetgeving de doodstraf kennen op bekering en op overspel -- dan denk ik ook even aan Egypte, artikel 2: de verwijzing naar de sharia -- laten wij dat dan zeer beperken tot alleen sectorale en justitiële steun, zoals wij dat ook in Afghanistan doen. Ik zie dat het breder gebeurt met betrekking tot Jemen …

De voorzitter: Mijnheer Voordewind, u heeft in de eerste termijn twee keer zo langgesproken en ruim meer dan wie dan ook: tien minuten bij vijf minuten spreektijd. Ik vroeg u een paar keer om af te ronden. Dit was het.

Voor meer informatie zie ook: www.tweedekamer.nl.


« Terug

Archief > 2011 > juni