Inbreng verslag (wetsvoorstel) Joël Voordewind inzake Initiatiefwetgeving onderwijstoezicht

maandag 09 februari 2015

Inbreng verslag (wetsvoorstel) van ChristenUnie Tweede Kamerlid Joël Voordewind als lid van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap ten behoeve van de Initiatiefwetgeving van de leden Bisschop, Van Meenen en Rog tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet primair onderwijs BES, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet voortgezet onderwijs BES en de Wet op het onderwijstoezicht in verband met een doeltreffender regeling van het onderwijstoezicht

Onderwerp:   Iniatiefwetgeving onderwijstoezicht

Kamerstuk:    33 862

Datum:           9 februari 2015

I           Algemeen

De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorstel van wet van de leden Bisschop, Van Meenen en Rog tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet primair onderwijs BES, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet voortgezet onderwijs BES en de Wet op het onderwijstoezicht in verband met een doeltreffender regeling van het onderwijstoezicht. Zij spreken hun waardering uit voor het werk dat de indieners hebben verzet. Bovendien onderschrijven zij de doelstelling van de indieners om de grondslag van het overheidshandelen bij het toezicht op onderwijs te verduidelijken, de taken van de Onderwijsinspectie scherper af te bakenen en de professionele vrijheid van scholen en leerkrachten te vergroten. Zij stellen nog enkele vragen.

1. Inleiding en achtergrond

De leden van de fractie van de ChristenUnie constateren net als de indieners dat de controle van de overheid eerder toeneemt dan afneemt. Zij wijzen onder meer op het nieuw ingezette ‘toezicht in transitie’ via gedifferentieerd onderwijstoezicht en de introductie van het predicaat ‘excellente school’. De Inspectie bepaalt in vergaande mate en op basis van veel kwaliteitsgebieden of een school goed of zelfs excellent is. Hoewel deze ontwikkelingen nog in de pilotfase zitten, wordt gedifferentieerd toezicht al breed toegepast. Wat is de mening van de indieners van deze ontwikkeling? Willen zij met het wetsvoorstel deze ontwikkeling tegengaan?

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen een reactie van de indieners op de kritiek van de Onderwijsraad op het wetsvoorstel, met name op het argument dat kwaliteit verder reikt dan deugdelijkheid. De indieners kiezen voor het beperken van het inspectietoezicht tot de wettelijke deugdelijkheidseisen. Dit is begrijpelijk om gedetailleerde toezichteisen tegen te gaan, maar kan ook leiden tot het versmallen van de focus van scholen. Zo kunnen brede vorming en de maatschappelijke taken van scholen in sommige gevallen op de achtergrond komen te staan als zij zich primair gaan richten op het voldoen aan wettelijke voorschriften. Wat vinden de indieners van deze kritiek van de Onderwijsraad? Vinden de indieners het wenselijk dat ook rekening wordt gehouden met contextfactoren bij de beoordelende taak, aangezien met dit wetsvoorstel alleen moet worden voldaan aan de deugdelijkheidseisen?

De leden van de fractie van de ChristenUnie wijzen op de kritiek van de Onderwijsraad dat een beperking van de beoordeling tot de deugdelijkheidseisen ook kan leiden tot nadere detaillering van deze eisen. Op die manier zou dit wetsvoorstel zijn doel voorbijschieten. Zijn de indieners van mening dat scholen weer terug bij af zijn, wanneer de politiek besluit tot nadere detaillering van de deugdelijkheidseisen? Hoe willen zij dit ondervangen?

2. Achtergrond en ontwikkeling wettelijk onderwijstoezicht

De leden van de fractie van de ChristenUnie wijzen op het beleid van ‘risicogericht toezicht’, dat enkele jaren geleden is ingezet. Op deze manier hebben scholen die voldoende presteren met minder toezicht te maken, maar scholen die zwak of zeer zwak zijn worden juist strenger in de gaten gehouden. De indieners stellen in paragraaf 2  (MvT) vraagtekens bij het risicogericht toezicht, maar laten het ‘risicogericht toezicht’ wel in stand, zoals toegelicht in paragraaf 4.2 van de MvT. Op welke manier komt dit wetsvoorstel wel tegemoet aan de kritiek in paragraaf 2? Op welke manier houdt dit wetsvoorstel rekening met de verschillen in kwaliteit in het onderwijsveld en de benodigde prikkels voor zowel goed presterende als zwak presterende scholen?

3. Noodzaak van wetswijziging

3.2 Fantoomwetgeving en pseudoregels

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen nadere toelichting op de conclusie van de commissie Dijsselbloem dat het risico bestaat van zogenaamde ‘fantoomwetgeving’. Scholen veronderstellen dat sprake is van verplichtende regels en wetgeving zoals voorgesteld door de Inspectie, terwijl dit niet het geval is. In hoeverre is hierbij sprake van het ontbreken van informatie bij scholen? Zouden deze veronderstellingen niet juist in het gesprek tussen de school en de Inspectie weggenomen moeten worden? Op welke manier worden de onderscheiden taken door middel van het wetsvoorstel duidelijk voor scholen, maar blijft ook het gesprek over kwaliteitsverbetering tussen de Inspectie en de school bestaan?

4. Aanpassing onderwijstoezicht

4.1 Herijking inspectietaken en definitie onderwijskwaliteit

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen waarom wordt gekozen voor het definiëren van het oordeel ‘zeer zwak’ in het wetsvoorstel en niet voor een definitie van ‘zwak’. In de huidige wet bestaat voor deze kwalificaties helemaal geen basis. Tegelijkertijd voldoen scholen volgens het wetsvoorstel niet aan de wettelijke normen als de kwaliteit zwak of zeer zwak is. Waarom wordt toch slechts gekozen voor het definiëren van ‘zeer zwak’?

4.3 Rechtsbescherming en informatievoorziening

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen nadere onderbouwing van de keuze om het deel dat betrekking heeft op de kwaliteitsbevorderende taak van de Inspectie niet openbaar te maken. Hiermee ontstaat een strikt onderscheid tussen ‘beoordelen’ en ‘bevorderen’. Tegelijkertijd is het belangrijk om horizontale verantwoording over kwaliteit te verbeteren. Wordt horizontale verantwoording en kwaliteitsverbetering niet doorkruist door het deel over kwaliteitsbevordering niet openbaar te maken? Op welke manier wordt ook rekening gehouden met de horizontale verantwoording in dit wetsvoorstel?

De leden van de fractie van de ChristenUnie constateren dat een mogelijkheid voor bezwaar en beroep wordt geïntroduceerd. Op dit moment is al sprake van een klachtadviescommissie. Waarin schiet deze procedure tekort?

Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl.

« Terug