Inbreng Joël Voordewind met betrekking tot Wijziging van enige onderwijswetten in verband met het invoeren van de verplichting voor scholen zorg te dragen voor de sociale veiligheid op school

donderdag 12 februari 2015

Inbreng verslag (wetsvoorstel) van ChristenUnie Tweede Kamerlid Joël Voordewind als lid van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap ten behoeve van Wijziging van enige onderwijswetten

Onderwerp:   Wijziging van enige onderwijswetten in verband met het invoeren van de verplichting voor scholen zorg te dragen voor de sociale veiligheid op school

Kamerstuk:    34 130

Datum:           12 februari 2015

De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben kennisgenomen van de wijziging van enige onderwijswetten in verband met het invoeren van de verplichting voor scholen zorg te dragen voor de sociale veiligheid op school. Pestgedrag en andere aantasting van de sociale veiligheid op scholen vormen een groot maatschappelijk probleem. Het is goed dat veel schoolbesturen en leerkrachten zich hiervan bewust zijn en actief bezig zijn met de sociale veiligheid op school. Genoemde leden vinden het verstandig dat de regering het wetsvoorstel met betrekking tot verplichte incidentenregistratie heeft ingetrokken, maar stellen nog vragen over de toename van administratieve lasten van voorliggend wetsvoorstel.

1.1

De leden van de fractie van de ChristenUnie wijzen op de conclusie van de Onderwijsraad in het advies ‘Onderwijspolitiek na de commissie-Dijsselbloem’. De Onderwijsraad adviseert de overheid zich te beperken tot haar kerntaken in het onderwijsbeleid en het invoeren van nieuw beleid voldoende te onderbouwen. Bovendien heeft de commissie-Dijsselbloem een toetsingskader geïntroduceerd voor een zorgvuldig beleidsproces. Zo moet overtuigend zijn aangetoond dat overheidsinterventie noodzakelijk is en dat er voldoende draagvlak is. Is de regering bereid om voorliggend wetsvoorstel te toetsen aan zowel de aanbevelingen van de Onderwijsraad als het toetsingskader van de commissie-Dijsselbloem? Kan de regering volgens deze aanbevelingen en het toetsingskader het wetsvoorstel nader onderbouwen?

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen op welke manier het schoolpersoneel beschermd wordt tegen agressief of intimiderend gedrag. In de Memorie van Toelichting wordt verwezen naar de Arbowetgeving. Het is echter wenselijk dat schoolbesturen ook de veiligheid van het personeel meenemen in het veiligheidsbeleid. Houdt de Inspectie ook toezicht op de veiligheid van het personeel?

1.2

De leden van de fractie van de ChristenUnie lezen in de Memorie van Toelichting (p4) dat huidige afspraken op scholen zich vaak beperken tot ‘een verzameling van protocollen’ en dat het verwordt ‘tot een papieren tijger’. Ook is te lezen dat veel schoolbesturen al een veiligheidsbeleid voeren met hun scholen. Dit wetsvoorstel introduceert nieuwe bepalingen in verschillende onderwijswetten, die vooral vereisen dat schoolbesturen een veiligheidsbeleid voeren, dat monitoring plaatsvindt en dat een coördinator wordt aangesteld. In de praktijk zal dit kunnen leiden tot een nog grotere papieren tijger, als deze wettelijke eisen aan de Inspectie moeten worden verantwoord. Kan de regering aantonen dat het wetsvoorstel leidt tot minder papierwerk en administratieve lasten? Aangezien wettelijke explicitering van de verantwoordelijkheid voor sociale veiligheid voor veel schoolbesturen niets nieuws betekent, wat is de noodzaak voor deze schoolbesturen van dit wetsvoorstel? Krijgen deze schoolbesturen juist niet met meer administratieve lasten te maken, terwijl het veiligheidsbeleid al op orde is?

De leden van de fractie van de ChristenUnie wijzen op ernstige incidenten die in het voortgezet onderwijs hebben plaatsgevonden, waarbij leerlingen onder meer bedreigd en afgeperst zijn. Deze handelingen vinden voor een deel binnen en voor een deel buiten de schoolmuren en het schoolplein plaats. Bovendien zijn de gevallen zodanig ernstig, dat betrokkenheid van de politie nodig is. Het is echter ook gebleken dat slachtoffers van deze ernstige feiten naar een andere school moeten gaan en zelfs moeten onderduiken, terwijl de daders op school blijven. Zijn schoolbesturen voldoende in staat om met dergelijke ernstige incidenten om te gaan? Wat is de betrokkenheid van de politie en wat is de betrokkenheid van de Inspectie in deze situaties?

1.3

De leden van de fractie van de ChristenUnie spreken hun waardering uit voor het ‘actieplan sociale veiligheid op school’ van de PO-raad en de VO-raad. De regering noemt het een goed alternatief voor de verplichting van het gebruik van een bewezen effectief anti-pestprogramma, zodat dit onderdeel niet meer is opgenomen in het wetsvoorstel. De leden van de fractie van de ChristenUnie onderschrijven deze keuze. Genoemde leden vragen de regering waarom invoering van voorliggend wetsvoorstel op andere punten wel noodzakelijk is in aanvulling op het actieplan en waarin het actieplan van de PO-raad en de VO-raad tekortschiet.

1.4

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen nadere onderbouwing van de constatering dat de Inspectie op dit moment niet handhavend kan optreden als het om sociale veiligheid gaat. De Raad van State wijst er echter op dat de Inspectie toezicht kan houden op de feitelijke uitvoering van de verplichting om zorg te dragen voor een veilige leeromgeving, waaronder een functionerend pestbeleid. Zij wijzen ook op de mogelijke sancties die de Inspectie kan treffen. Waarom kan de Inspectie nu niet handhavend optreden als het om sociale veiligheid gaat? Zijn hier voorbeelden van te geven? Welke extra mogelijkheden krijgt de Inspectie door het expliciteren van sociale veiligheid in de wet?

3.2

De leden van de fractie van de ChristenUnie constateren enerzijds dat het gebruik van een bewezen effectief anti-pestprogramma niet meer is opgenomen in het wetsvoorstel, maar dat scholen anderzijds wel naar de Inspectie moeten kunnen aantonen dat de door de school gekozen methode bewezen effectief is. Betekent dit niet alsnog een impliciete verplichting voor schoolbesturen om bewezen effectieve methoden te gebruiken? Waarom wordt hiervoor gekozen, terwijl het actieplan van de PO-raad en VO-raad juist een goed alternatief is voor de verplichting?

3.3

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen waarom expliciet in de wet wordt vastgelegd dat de coördinatie van het beleid wordt belegd bij één persoon. Is de aanstelling van één pestcoördinator bewezen effectief? Waarom krijgen schoolbesturen niet de vrijheid om deze taken bij meerdere personen of een team te beleggen?

Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl.

« Terug