
The Lord of the Rings, het meesterwerk van Tolkien, gaat over de strijd tegen het kwaad. Het kwaad komt naar voren in de persoon van Sauron, een duistere heer, die probeert de hele werkelijkheid in zijn macht te krijgen. Hij heeft zijn macht samengebald in een aantal magische ringen, waarvan er één beslissend is.
Ruim drie jaar geleden hebben we als Kamer gedebatteerd over de Invoeringswet. Ik heb toen verteld - het was mijn maidenspeech - dat ik veel met de Omgevingswet heb. Het dorp waar ik geboren ben en alle landerijen in een straal van vijf kilometer, waren ons speelterrein. Mijn omgeving bestond uit weilanden, stukjes moeras, hutten, sloten en – als het vroor – het ijs waarop we schaatsten.
“Gij zult niet doodslaan”. Deze fundamentele norm uit het zesde van de tien geboden is in ons strafrecht stevig verankerd. En daarin maakt de wetgever – zo zeg ik met instemming professor Cleiren na – een scherp onderscheid tussen de dood van een ander als beoogd en als niet beoogd gevolg. Gedragingen die zijn gericht op de dood van een ander of die als zodanig moeten worden beschouwd zijn daarom welbewust opgenomen in een andere titel van het wetboek van strafrecht dan gedragingen waarbij de dood van een ander niet beoogd of zelfs niet verwacht was.
Voor ons ter besluitvorming ligt de Wet invoering minimumuurloon. Aangezien dit mijn maidenspeech is en ik tot nu toe niets heb kunnen bijdragen aan de besluitvorming rond deze wet, gaat mijn dank uit naar de initiatiefnemers Van Dijk, Kathmann en Maatoug, die deze wet hebben voorgesteld. Als pleegmoeder en jeugdzorgmedewerker was het vaak moeilijk om jongeren uit te leggen hoeveel ze zouden verdienen als ze een baantje zouden nemen.
Simone Kennedy is het nieuwe Eerste Kamerlid van de ChristenUnie. Zij wordt op dinsdag 17 januari beëdigd en neemt daarmee de vierde Kamerzetel van de ChristenUnie in. Deze zetel werd tot voor kort ingenomen door Peter Ester, die recent is overleden. Simone zal plaatsnemen in de commissies Financiën, Koninkrijksrelaties en Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Stel dat uw samenkomst wordt bezocht door iemand die prachtige kleren en een gouden ring draagt, en tegelijkertijd door een arme in haveloze vodden. Als u dan de eerste met alle zorg omringt en hem een mooie plaats aanbiedt, terwijl u tegen de tweede zegt dat hij mag blijven staan of bij uw voetbank op de grond kan zitten, “hebt u dan niet onder elkaar een onderscheid gemaakt en bent u zo geen rechters geworden met verkeerde overwegingen?”