
Recent verkozen waterschappen en provinciale staten, een nieuw samengestelde Eerste Kamer, de presentatie van het voorgenomen regeringsbeleid op Prinsjesdag en het parlementaire debat daarover tijdens de algemene politieke beschouwingen, de aanstaande Tweede Kamer verkiezingen; de vertegenwoordigende democratie is volop zichtbaar en draait op volle toeren.
Enkele weken geleden las ik op de voorpagina van Trouw de volgende kop: ‘Werkgevers in Nederland omarmen het thuiswerken. Uit een enquête van de werkgeversvereniging AWVN onder 216 bedrijven blijkt dat 95% thuiswerken faciliteert. Gemiddeld wordt er twee dagen per week thuisgewerkt. Verschillende oorzaken worden genoemd: corona heeft het thuiswerken normaal gemaakt. Daardoor zijn werkgevers hun koudwatervrees kwijtgeraakt. Door de personeelstekorten kunnen werknemers meer eisen stellen.
Ik sta hier vandaag voor het eerst, maar al vele malen is hier in deze Kamer gesproken over de toeslagenaffaire.
Mijn gewaardeerde voorganger Peter Ester zei er over in zijn bijdrage van november 2022: “Ik overdrijf niet als ik stel dat de toeslagenaffaire tot de grootste en meest aangrijpende Nederlandse overheidsschandalen van de 21ste eeuw moet worden gerekend."
Een oude volkswijsheid luidt: “Soms is het middel erger dan de kwaal”.
Ten behoeve van dit debat over de Verzamelwet VWS leid ik uit die volkswijsheid twee denklijnen af. Ten eerste: het in te zetten middel moet zijn afgestemd op de kwaal. En ten tweede: het is mogelijk dat een middel zijn doel voorbij schiet en zelfs kan leiden tot het tegenovergestelde effect. Langs die twee lijnen wil ik mij richten op een specifiek onderdeel uit de verzamelwet waarmee mijn fractie moeite heeft, namelijk de voorgestelde wijziging van artikel 62 Geneesmiddelenwet.
Met enige regelmaat klinkt in deze vergaderzaal parlementair ongenoegen – ook van mijn fractie - over wetsvoorstellen die in mum van tijd in de steigers worden gezet en vervolgens met stoom en kokend water door de beide Kamers geloodst moeten worden. Wat er ook gezegd kan worden van de voorstellen die we vandaag behandelen, haastwerk is het bepaald niet geweest.
Als kind ging ik vaak na de kerkdienst bij mijn opa en oma koffiedrinken. De gesprekken van al die volwassenen vond ik maar saai. Meestal ging ik naar boven waar een kastje stond dat afgesloten was met een gordijn, dat aan een roede hing. Daarin stonden allemaal boeken. Op een gegeven ogenblik stuitte ik op het boekje Kuyper in karikatuur.