Over Hendrik-Jan
- Fractiesecretaris
- Lid van de Eerste Kamer sinds 6 april 2021
Dat we vandaag gelijktijdig met een wetsvoorstel meteen ook een ingrijpende wijziging op dat wetsvoorstel behandelen is heel uitzonderlijk. En de goede verstaander zal mij onmiddellijk begrijpen als ik zeg dat dat wat mijn fractie betreft ook heel uitzonderlijk moet blijven. Het recht van amendement is in onze parlementaire democratie van wezenlijke betekenis, maar de totstandkoming van de voorliggende wetsvoorstellen toont aan dat het gebruik van dat recht ook grote verantwoordelijkheden met zich brengt.
Bij de voorbereiding van deze begrotingsbehandeling las ik de recent verschenen beknopte biografie over de eerste minister van onderwijs, J. Th. de Visser. Enkele parallellen met zijn huidige ambtsopvolger troffen mij: De Visser was een wetenschapper die in de politiek belandde, die pas met wat partijpolitieke horten en stoten zijn uiteindelijke politieke onderdak vond bij de CHU, een man met een groot hart voor het onderwijs die daar in 1918 in het kabinet Ruijs de Beerenbrouck werk van mocht maken en die er na een enthousiaste start als bewindsman al snel achter moest komen dat bezuinigingen op het onderwijs niet populair zijn en een goede onderbouwing behoeven.
Nog geen twee maanden geleden debatteerden wij met deze minister over het brede thema van ‘bouwen en wonen in Nederland’.