Bijdrage Joël Voordewind aan het algemeen overleg Humanitaire hulp

woensdag 28 maart 2012

Bijdrage van ChristenUnie Tweede Kamerlid Joël Voordewind als lid van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken aan een algemeen overleg met staatssecretaris Knapen van Buitenlandse Zaken

Onderwerp:   Humanitaire hulp

Kamerstuk:   32 293

Datum:            28 maart 2012

De heer Voordewind (ChristenUnie): Voorzitter. Allereerst kom ik op de actualiteit. We hebben gehoord en gelezen dat in de Sahel weer grote hongersnood is uitgebroken, en dat Nederland alweer een bijdrage aan de bestrijding daarvan heeft geleverd. Dat is positief. We hebben gelezen dat de begrotingssteun aan Mali stilligt. Hoe zit het dan met de nood daar? Wij kunnen toch niet al onze hulp aan dat land stopzetten? Als hulp daar nog wel nodig is, dan zouden we via het multilaterale kanaal of via het particuliere kanaal een en ander kunnen doen.

We hebben tijdenlang gehoord over de droogte in Ethiopië. Hoe staat het nu met die droogte? Tegelijkertijd hebben we gehoord dat Ethiopië net een honderdtal tanks heeft aangekocht van de Oekraïne voor 100 mln. Syrië valt Libanon zelfs aan. Heeft dat ook effect op de vluchtelingen-stromen van Syrië naar Libanon? Is daar de nodige zorg voor? Ik kom op de beleidsbrief van de staatssecretaris zelf. Ik ben blij dat hij heeft gezegd: laten we vooral alles inzetten op het voorkomen van noodhulpsituaties. Ook de staatssecretaris zegt dus dat je heel veel geld moet betalen als je in zo’n situatie komt. Alle lof dat er veel meer aandacht voor de oorzaken is.

Ik heb net hiervoor met een aantal landendirecteuren van de ZOA gesproken, die rechtstreeks uit Sudan en Ethiopië komen. Ik heb hun gevraagd: wat zou je kunnen doen om vluchtelingen en met name droogte te voorkomen? Zij zeiden dat Ethiopië in principe in staat moet kunnen zijn om, als er in één deel, namelijk in het oosten, sprake is van droogte, in andere delen van het land voldoende reserves op te bouwen, zodat het droge deel van voedsel kan worden voorzien, maar dat er dan wel geïnvesteerd moet worden in food security, voedselveiligheid. Dat vraagt dus om een langere betrokkenheid van Nederland bij de landbouw-sector. Gelukkig heeft deze staatssecretaris landbouw en food security als belangrijke speerpunten aangemerkt. Niet alleen koopt Ethiopië tanks aan, maar in het land staan ook nog steeds twee legers tegenover elkaar. Ik heb dat in het vorige debatje ook gezegd. Er wordt gesproken over disaster prevention, maar ook conflict-preventie en conflict resolution zouden belangrijke onderdelen moeten zijn van de strategie van de staatssecretaris om rampen en vluchtelingen-stromen te voorkomen, want het conflict duurt maar en duurt maar. Dat kost enorm veel geld, dat men anders had kunnen besteden aan landbouw.

Ik kom meteen op de focus van ontwikkelingssamenwerking. We hebben verschillende gesprekken gehad over de strategische regio’s, vorige week nog. Is de staatssecretaris, nu hij inzet op preventie – even los van de vraag wat je moet doen op het moment dat er een ramp uitbreekt – dan ook bereid om te focussen op een aantal landen? Hij zegt dat we dat eigenlijk zouden moeten doen met vijftien partnerlanden, maar dan betreft het nog een heel groot gebied. Sommige partnerlanden zitten ook niet te springen om disaster risk reduction. Is de staatssecretaris bereid om misschien nog meer te focussen op een aantal landen, bijvoorbeeld in de Hoorn van Afrika? Je kunt je geld, vooral als je het vermindert, maar één keer uitgeven.

Ik kom op de sectoren. Ik ben blij dat de staatssecretaris zegt: laten we focussen op water en landbouw, want die zijn onze specialiteit; dat hebben we met de partnerlanden ook gedaan, dus laten we dat doorzetten in de noodhulp. Ik steun dat. Mijn collega’s hebben ook al gesproken over de coördinatie. De staatssecretaris zegt dat clusterbenadering in principe een goede benadering is, maar dat daar nog veel in verbeterd moet worden. Ik heb het zelf zien functioneren in Haïti, toen de ramp daar uitbrak. Ik was blij verrast dat het daar in principe goed functioneerde. Er was enige onduidelijkheid in het begin over de vraag wie dan die clusters zouden moeten voorzitten. Men hoopte dat de VN die rol meteen zouden oppakken. Dat is niet gebeurd. De VN kwamen er pas later in. Het Rode Kruis en andere organisaties hebben toen de coördinerende rol opgepakt. Wat zou een verdere verbetering van die clusteraanpak moeten zijn, ook in het kader van de Transformative Agenda?

De coördinatie van de wederopbouwhulp. We zijn internationaal nog steeds in verlegenheid, omdat we niet goed weten aan wie we de coördinatie van de wederopbouwhulp moeten overlaten. Ik kan mij herinneren dat Jan Pronk vijftien jaar geleden een notitie schreef over development during conflict, wederopbouw, en wie dat zou moeten coördineren. In Haïti zag ik ook weer de spanning tussen het United Nations Development Programme (UNDP) aan de ene kant en de Wereldbank aan de andere kant met de commissie van Clinton, die de projecten moest beoordelen. Wat is de visie van de staatssecretaris op de wederopbouwfase? Welk VN-orgaan zou die moeten coördineren? Voor de noodhulp is dat bepaald: de Office for the Coordination of Humani-tarian Affairs (OCHA). Maar wie zou de hulp voor de wederopbouwfase moeten coördineren?

Over de Nederlandse ngo’s en hun betrokkenheid zegt de staatssecretaris: de keuze voor ngo’s moet gebeuren op basis van behoefte en effectiviteit. Dat onderstreep ik, maar dat is wel theorie, omdat in de praktijk 85% à 90% van die fondsen via de multi’s weggaat. Dat kan ook niet anders, want de staatssecretaris heeft minder fondsen. De Nederlandse ngo’s worden echter steeds minder ingeschakeld bij noodhulpsituaties, terwijl zij juist het meest in de haarvaten van de samenleving in de rampge-bieden terechtkomen. In de hoofdsteden zitten de grote multilaterale kantoren. Kilometers verderop zijn er steeds minder van die kantoren. Daar gaan de ngo’s zitten. Ik vraag dus ook graag aandacht voor die ngo’s.

In die procedure zien we dat het minstens drie maanden duurt voordat het ministerie uitsluitsel geeft over de vraag of een project van een ngo gefinancierd wordt. Het gaat hierbij om rampen. Kan dat niet veel sneller? Kan dat niet binnen drie, vier weken gebeuren?

Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl.


« Terug