Bijdrage Carla Dik-Faber aan het algemeen overleg Mestwetgeving

woensdag 06 maart 2013

Bijdrage van ChristenUnie Tweede Kamerlid Carla Dik-Faber als lid van de vaste commissie voor Economische Zaken aan een algemeen overleg met staatssecretaris Mansveld van Infrastructuur en Milieu en staatssecretaris Dijksma van Economische Zaken 

Onderwerp:   Mestwetgeving

Kamerstuk:    33 322

Datum:            6 maart 2013

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Voorzitter. Het is goed dat we vandaag met elkaar spreken over het mestbeleid en de nieuwe mestwet. Het laatste AO over het mestbeleid dateert immers alweer van acht maanden geleden. Ik ben benieuwd wat er sinds oktober 2012 is gebeurd. Ik hoor om me heen dat de mestverwerking onvoldoende van de grond komt, ondanks de dreiging van dierrechten die boven de markt hangt. Het lijkt erop dat de verschillende partijen, namelijk de overheid en de sector, op elkaar wachten en dat er onvoldoende noodzaak tot actie wordt gezien. Ik hoop dat we vandaag wat meer duidelijkheid kunnen krijgen over de inzet van de staatssecretaris op dit dossier. De ChristenUnie is een groot voorstander van het zorgen voor evenwicht op de mestmarkt door het aanpakken van de mestafzet. We doen dit het liefst zonder terug te grijpen op dierrechten. Het sluiten van regionale kringlopen moet de leidende gedachte zijn. In de nietconcentratiegebieden moet worden gezocht naar mogelijkheden voor regionale afzet voor grondgebonden bedrijven. In de concentratiegebieden, met intensievere vormen van veehouderij, is er een duidelijk noodzaak voor mestverwerking. Tegelijkertijd moet er ook worden gekeken naar de gebruiksnormen. We moeten voorkomen dat het paard achter de wagen wordt gespannen en dat de bodemvruchtbaarheid afneemt als gevolg van te strenge bemestingseisen. Het simpelweg verhogen van de gebruiksnormen is echter ook geen duurzame oplossing.

De ChristenUnie wil een stelsel dat zo eenvoudig mogelijk is. Ze steunt dan ook het voorlopig schrappen van de verplichte mestplaatsingsovereenkomsten. Het is echter duidelijk dat er hiermee nu een grote uitdaging ligt op het terrein van de verwerking. De ChristenUnie is blij met een aanvullend onderzoek naar de effecten van de voorstellen op de realisatie van milieudoelen voor de veehouderij. Uiteindelijk is het stelsel slechts een middel, een middel om de milieudruk van de veehouderij te verminderen. Ik vraag de staatssecretaris om expliciet aan te geven welke doelstelling ze heeft gesteld voor de milieueffecten die het nieuwe stelsel moet opleveren. Hoe moeten we de bijdrage van het stelsel waarderen ten opzichte van de bijdrage van andere maatregelen? Moet er niet ook een nulmeting komen?

Wat betreft de verwerking legt de staatssecretaris de bal terecht bij de sector. Het wetsvoorstel is immers een initiatief van de sector zelf. Het is echter noodzakelijk dat de staatssecretaris duidelijke kaders meegeeft. Ze schrijft dat ze het bedrijfsleven uitnodigt om binnen enkele maanden te komen met concrete plannen voor de realisatie van voldoende mestverwerkingscapaciteit en aanvullende maatregelen gericht op de realisatie van de doelen van het mestbeleid en alle overige aan de veehouderij gerelateerde milieudoelen. Dit roept bij mij veel vragen op. We moeten boeren en verwerkers duidelijkheid bieden. Wat bedoelt de staatssecretaris precies met concrete plannen? Wanneer is er sprake van voldoende mestverwerkingscapaciteit? Leidt het schrappen van de verplichte mestplaatsingsovereenkomsten tot hogere verwerkingspercentages? Welke aanvullende maatregelen moet het bedrijfsleven volgens de staatssecretaris nemen? Ik krijg op deze vragen graag een reactie van de staatssecretaris. We moeten immers voorkomen dat eind 2013 blijkt dat de plannen en maatregelen onvoldoende zijn.

Het stelsel van verantwoorde mestafzet is onderdeel van een breder pakket aan maatregelen gericht op het aanpakken van de mestproblematiek. Ik maak me zorgen over het gecombineerde effect van deze maatregelen en vraag me af of het voldoende is. Er zijn namelijk veel onzekerheden, zoals de uitkomsten van de onderhandelingen over het Vijfde Actieprogramma Nitraatrichtlijn en de mogelijk hieruit volgende aanscherping van de gebruiksnormen voor stikstof en fosfaat. De onduidelijkheid over de uitstoot van ammoniak en broeikasgassen, de strengere eisen aan ruwe mest die wordt geëxporteerd naar Duitsland en de gevolgen van het afschaffen van de dierrechten voor boeren in de buurt van Natura 2000-gebieden.

De voorzitter: U hebt nog een halve minuut.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): In de nota naar aanleiding van het verslag was de vorige staatssecretaris nogal laconiek over deze onzekerheden. Ik verzoek de staatssecretaris hier nader op in te gaan en aan te geven van welke factoren het slagen van het stelsel afhangt.

Ik kom tot slot op de betrokkenheid van de provincies. Het mogelijk afschaffen van de dierrechten baart de provincies zorgen, omdat ze straks wellicht onvoldoende middelen hebben om de veestapel te reguleren. Hoe gaat de staatssecretaris de provincies bij het wetsvoorstel betrekken?

Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl.

« Terug

Archief > 2013 > maart