Bijdrage Joël Voordewind aan het algemeen overleg Krimp in het onderwijs

donderdag 27 juni 2013

Bijdrage van ChristenUnie Tweede Kamerlid Joël Voordewind als lid van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aan een algemeen overleg met staatssecretaris Dekker van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap  

Onderwerp:   Krimp in het onderwijs

Kamerstuk:    31 293

Datum:           27 juni 2013

De heer Voordewind (ChristenUnie): Voorzitter. Het is goed dat we na zo veel discussie in het land hierover met de staatssecretaris van gedachten kunnen wisselen. De ChristenUnie heeft veel geïnvesteerd in dit onderwerp. We hebben in het land, lokaal en provinciaal veel gesprekken gevoerd en ook het initiatief genomen om in de Tweede Kamer een rondetafelgesprek te organiseren. Een van de insprekers staat mij nog heel goed bij, namelijk Jan Limbeck van de basisschool CNS in Ommerkanaal. De Minister kent hem ook goed, want die school met 77 leerlingen is in januari tot «excellente school» uitgeroepen. We zijn dan ook blij dat de staatssecretaris het advies van de Onderwijsraad om scholen met minder dan 100 leerlingen te sluiten, van tafel wil halen. Daarmee lijken 1.300 basisscholen in eerste instantie gered. Ik stond echter net als collega Rog versteld van het alternatieve plan, want dat kan nog eens 2.400 scholen in de gevarenzone brengen. De brief van de staatssecretaris geeft hier nog geen duidelijkheid over.

Volgens de ChristenUnie moet de discussie niet gaan over het aantal leerlingen op scholen, maar over de kwaliteit van het onderwijs. Wij zien aan de laatste cijfers dat ook kleine scholen goed presteren. 93,5% van die scholen heeft de onderwijskwaliteit goed op orde. Wij zien een stijgende lijn, ook bij de heel kleine scholen. Kleine scholen kunnen heel goed zijn, zo heeft Jan Limbeck aangetoond, met name voor zorgleerlingen. Kleine scholen met niet te veel leerlingen en niet te veel drukte, kunnen de meerwaarde hebben dat zorgleerlingen niet naar het bijzonder onderwijs hoeven. Door het schrappen van de kleinescholentoeslag verliezen mogelijk honderden dorpen hun kleine school. Het verdwijnen van die scholen kan ten koste gaan van de keuzevrijheid van ouders en de leefbaarheid van de steden en dorpen in kwestie. De vraag is nu op welke compensatie de schoolbesturen in kwestie nog kunnen rekenen en hoe die compensatie georganiseerd zal worden door de staatssecretaris. De ChristenUnie acht in dit debat drie uitgangspunten van belang voor kwaliteitsgaranties en de toekomst van die kleine scholen. In eerste instantie willen wij geen fusiebonus, maar keuzevrijheid voor schoolbesturen. Er wordt al te veel vanuit Den Haag georganiseerd, bedacht en geregeld voor scholen. Scholen kunnen heel goed zelf zien aankomen wanneer ze mogelijk onder een bepaalde grens zakken, waardoor ze het ook niet meer kunnen financieren. Er zijn genoeg scholen die er nu al vanuit eigen middelen geld bij doen om hun school voorlopig nog in stand te houden. Ook zij zijn echter niet gek en ook zij weten waar zij de grens moeten trekken. Scholen die niet kunnen of willen samenwerken, dreigen te verdwijnen door deze financiële prikkel. De samenwerkings-bonus wordt feitelijk een soort fusieplicht. Er is geen keuze meer. Besturen zijn prima in staat om zelf te beslissen over de locaties waar zij de gewenste kwaliteit van onderwijs kunnen garanderen. Dan kom ik bij het tweede uitgangspunt. De ChristenUnie vindt dat de toeslag rechtstreeks naar de schoolbesturen moet gaan en niet naar de samenwerkingsverbanden, want dat tast de autonomie van de schoolbesturen aan. Hoe verhoudt het stimuleren van meer samenwerking op regionaal niveau zich tot de bestuurlijke autonomie van scholen? Het derde uitgangspunt betreft de kleine richtingen. Het moet voor hen financieel mogelijk zijn om open te blijven, ook in niet-krimpgebieden. De staatssecretaris wijdt daar enkele woorden aan, maar heeft daar nog geen invulling aan gegeven. Door de focus op de krimpgebieden dreigen de kleine scholen in niet-krimpgebieden het onderspit te delven, terwijl er ook in de Randstad kleine leefgemeenschappen en kleine dorpen zijn. Hoe kunnen wij de kleine richtingen financieel laten overleven? Kan de staatssecretaris daarop ingaan?

Ik kom op de vraag hoe het dan wel moet. Hoe houd je scholen open? Hoe laat je scholen samenwerken? Ik heb een aantal werkbezoeken afgelegd en dan komen mensen met heel praktische oplossingen. Men zegt ook: als Den Haag de belemmeringen weghaalt en ons de mogelijkheid geeft om tot fusies te komen of tot samenwerkingsscholen, dan gaan wij dat met elkaar heel goed regelen. Daar hebben we die fusiebonus niet voor nodig. De ChristenUnie staat op zich dus positief tegenover de verruiming van de fusietoets. Juist in de krimpgebieden blijkt de fusietoets op dit moment toch nog een belemmering te zijn. Als er een regionaal plan ligt, kan de fusietoets marginaal zijn, mits megaschoolbesturen worden voorkomen. De ChristenUnie vindt het ook positief als uitbreiding mogelijk wordt voor de samenwerkingsscholen, mits de identiteit van die scholen gewaarborgd blijft, zeg ik daar nogmaals bij. Prikkels tot fusie mogen niet leiden tot fusiedwang. Ten onrechte wordt in de brief van de staatssecretaris gesuggereerd dat een bestaand bestuur voor het bijzonder onderwijs zonder meer een samenwerkingsschool onder zijn hoede kan nemen. Daar is namelijk een aparte stichting voor nodig, waarvan de bestuursleden worden benoemd door de gemeente en het overdragende bijzondere bestuur. Of er is een bestaande stichting nodig, waarvan de bestuursleden in de toekomst worden benoemd door de gemeente en het bijzondere bestuur. Wat bedoelt de staatssecretaris met de opmerking dat het openbare bestuur dezelfde positie als een bijzonder schoolbestuur krijgt? Kan hij dat toelichten?

De voorzitter: U hebt nog één minuut.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Dat komt goed uit. Wat betekent het als personeel van de samenwerkingsschool een ambtelijke aanstelling kan krijgen?

Ten slotte de werkloosheid onder jonge docenten. We hebben daar eerder amendementen en moties over ingediend. Helaas is de motie om daarvoor een overbruggingsregeling te organiseren, verworpen door de PvdA. Ik vraag de staatssecretaris nogmaals of hij bereid is om een dergelijke overbruggingsregeling te overwegen voor de leraren die mogelijk nu moeten worden ontslagen. Ik vraag dat omdat de vergrijzingsgolf eraan zit te komen en we waarschijnlijk die leraren over één of twee jaar weer hard nodig zullen hebben. Wat kan de staatssecretaris bedenken om die leraren te behouden voor het onderwijs?

Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl.

« Terug