Wijziging van de Winkeltijdenwet

dinsdag 01 juni 2021 00:00

Wijziging van de Winkeltijdenwet in verband met de bescherming van winkeliers tegen eenzijdige wijzigingen van openingstijden

Bijdrage Pieter Grinwis aan een plenair debat met staatssecretaris Keijzer van Economische Zaken en Klimaat

1 juni 2021

Kamerstuknr. 35522

De heer Grinwis (ChristenUnie):
Voorzitter, dank u wel. De Winkeltijdenwet is er om de winkelier te beschermen tegen de inktvlekwerking van de soms wel onstuitbaar lijkende 24 uurseconomie. Mijn fractie staat voor een economie die werkt voor mensen — een economie die werkt voor mensen, inderdaad — en niet voor mensen die werken voor de economie, voor economische groei, voor nog hogere bonussen voor de managers in de top en voor een nog hogere positie van een eigenaar die misschien wel in de Quote 500 staat. Toch lukt het ons maar slecht om de economie die werkt voor mensen dichterbij te brengen. Alles en iedereen lijkt steeds meer, altijd en overal, ten dienste te moeten staan van rusteloze consumenten en gejaagde managers; 24/7 aan, zonder rust en zonder ruimte. Vrijheid zegt u? Een slaveneconomie bedoelt u: een economie met steeds minder respect voor rust en voor rustdagen.

Hoe is het anders te verklaren dat supermarkten na een afmattend coronajaar voor hun medewerkers in de cao-onderhandelingen niet slechts de helft van de looneis willen inwilligen, maar ook nog eens de onregelmatigheidstoeslag ervan af willen hebben, omdat de zondag voor hen een dag als alle andere dagen is geworden? Het is natuurlijk aan de supermarkten en de vakbonden om eruit te komen, maar ik heb hier wel een mening over. Ik roep de supermarkten dan ook op om de onderhandelingen te voeren met respect voor hun medewerkers en voor de Winkeltijdenwet. Sluit de staatssecretaris zich aan bij deze oproep? De Winkeltijdenwet beschermt immers niet alleen de winkeliers, maar zeker ook de hardwerkende winkelmedewerkers. De Winkeltijdenwet zet namelijk een beschermend hek rond de nachtelijke uren, de feestdagen en de zondag. Die beschermt de ruimte voor rust. De wetswijziging die hier voorligt, maakt die bescherming beter, zeker voor de kleine winkelier.

Voorzitter. Dan kom ik bij onze onvolprezen marktkooplieden. Na het debat over glasvezel in de commissie is dit alweer het tweede onderwerp waarover ik, aangegord met ervaringen uit de gemeenteraad, het debat met de staatssecretaris aanga. Wat wil het geval? Ooit was het Haagse stadsbestuur voornemens om de Haagse Markt ook op zondagen te gaan openen. Dat lag erg gevoelig en verdeeld op de markt. Een groot deel van de ondernemers wilde de kraam niet openen op zondag, hun enige vrije dag in de week. Maar dat zou ten koste gaan van hun zogenoemde teldagen, of anders gezegd: van hun vakantiedagen. Nu ging dit hele niet bijster goede plan uiteindelijk de prullenbak in, vanwege bezwaren uit de buurt. Maar toch: alleen deze casus toont al aan dat onze marktkooplui bescherming verdienen.

Deze wetswijziging ziet echter wel op winkeliers, maar niet op marktkooplieden. Dat vindt de ChristenUnie niet terecht. Markten met een vaste standplaats vallen namelijk wel onder het bereik van de Winkeltijdenwet. Waarom vallen ze dan niet onder deze specifieke wetswijziging? Uit de nota naar aanleiding van het verslag blijkt dat dit volgens de staatssecretaris zo is, omdat de relatie tussen marktondernemer en gemeente anders is dan de relatie tussen winkelier en verhuurder of franchisegever. Mijn vraag is of dat wel zo is. Ik zie in de praktijk wat anders. Een boete voor het niet opengaan vanwege een eenzijdige wijziging van openingstijden door een vastgoedeigenaar is toch niet heel anders dan het in mindering brengen van teldagen vanwege een eenzijdige wijziging van de openingstijden door een gemeente? Ik heb op dit punt dan ook een amendement ingediend samen met collega Leijten.

Voorzitter. Dat deze wetswijziging geen overbodige luxe is, noemden eerdere sprekers ook al. De "Paddepoel-motie" is inmiddels een begrip, en niet zonder reden. We hebben het immers over ongelijke onderhandelingsposities. Door die ongelijkheid kon een eenzijdige aanpassing van openingstijden worden afgedwongen. Dat tast de vrijheid van ondernemers aan. De ChristenUnie hecht waarde aan die vrijheid, omdat die de rust en ruimte biedt voor ondernemers om te ondernemen op een manier die bij hen past.

De coronacrisis heeft deze precaire onderhandelingspositie voor de winkelier weer eens blootgelegd. De overheid riep verhuurders expliciet op om redelijk en billijk om te gaan met de huur van winkelpanden. Dat is niet altijd goed gegaan. Zo zijn er verhuurders die een faillissementsaanvraag als dwangmiddel hebben ingezet om tot huurbetaling te komen. Dit laat zien dat er wel degelijk buitenproportionele dwang of drang uitgeoefend kan worden. De ChristenUnie is bang dat dit ook kan gebeuren om instemming met winkeltijden te bewerkstelligen. De vrijheid van ondernemers komt zo onder druk te staan. De staatssecretaris schrijft dat het Burgerlijk Wetboek voldoende bescherming biedt tegen dwang of drang. Tegelijkertijd werpt de coronacrisis wel nieuw licht op de onderhandelingspositie van winkeliers. Mijn vragen aan de staatssecretaris zijn dan ook: denkt zij nog steeds dat het Burgerlijk Wetboek voldoende bescherming biedt en heeft zij zicht op ongelijke onderhandelingsposities en de gevolgen daarvan? En zo niet, ziet zij een manier om daar wel zicht op te krijgen?

Voorzitter. De kern waar we vandaag over spreken, is de ruimte voor rust in onze dolgedraaide 24 uurseconomie; soms dolgedraaid. Wordt de collectieve rust nog wel voldoende gewaarborgd? In cao-onderhandelingen zijn onregelmatigheids- en zondagstoeslagen steeds meer een punt van discussie. Collectieve rustmomenten zijn niet meer heilig, maar kunnen opeens als wisselgeld worden ingezet. De ChristenUnie maakt zich daar zorgen om. Twee weken geleden concludeerde het CNV nog dat ruim een op de vijf werkenden tegen een burn-out aan zit en dat 36% van de werkenden kampt met steeds meer werkstress. In oktober van vorig jaar was dat nog maar 29%: 36% tegen 29% nog geen jaartje geleden.

Voorzitter. Kijk eens naar de adviezen van de overheid in coronatijd. Die werden gegeven op de onvolprezen site van het ministerie van VWS. Heb je trek, neem een wortel. Loop een rondje in de avond. Maak een keertje iets met linzen. Doe een visje door de pasta. Zomaar een greep uit de tips van VWS om gezond te blijven. Maar wat stond er niet tussen: heb je stress, neem een rustdag, zet je mailnotificaties eens uit buiten werktijd en leg je telefoon eens opzij. Hoe kijkt de staatssecretaris naar de bescherming van de waarde van rust voor ondernemers, voor werknemers en voor burgers? Als de overheid waakt over een visje door de pasta en iets met linzen, waarom dan niet over momenten, dagen van rust in een 24 uurseconomie?

Voorzitter. Ik wil hier niet een gebod tot rust afvaardigen. Wel pleit ik voor de waarde van rust, voor rustpunten in het jachtige ritme van samenleving en economie. De wijze Prediker zei het immers al: beter is één hand gevuld met rust dan beide vuisten vol gezwoeg en najagen van wind.

Dank u wel.

De voorzitter:
Die woorden leiden bij de heer Van der Lee tot een vraag.

De heer Van der Lee (GroenLinks):
Allereerst om mijn waardering daarover uit te spreken. Tegelijkertijd wil ik dan hem en onszelf ook een spiegel voorhouden. Want als geen ander gaan wij hier als medewetgever over regels en de bescherming van de gezondheid van mensen. Maar als we kijken naar ons eigen gedrag, de wijze waarop wij met elkaar en met bewindslieden voortdurend in de slag zijn, dan is daar in de praktijk weinig van te merken. Hoe verklaart u dat nou?

De heer Grinwis (ChristenUnie):
Dat is een eenvoudige vraag, maar het antwoord is niet simpel. Maar de heer Van der Lee, mijn collega, heeft gelijk, dat ik in die zin als eerste tegen mijzelf stond te preken. En als tweede: dat vergt eigenlijk een goed gesprek met elkaar bij de bar. Ik kan hier niet zomaar het antwoord op geven, behalve dan dat wij uiteindelijk natuurlijk uit profileringsdrift, controlezucht, regeldrift over iets wat in de krant staat, gaan debatteren. Dus kortom, wij zijn ook met elkaar bezig om elkaar op te jagen. Dus ja, er zit iets in onze menselijke natuur wat ons steeds verder opjaagt, en daarom heb ik juist hier een pleidooi gehouden voor de waarde van rust, om als overheid, als wetgever, die waarde van rust bij het oud vuil te zetten.

 

« Terug