Bijdrage Carla Dik-Faber aan het plenair debat over de invulling van de AMvB ter bevordering van grondgebondenheid

donderdag 23 april 2015

Bijdrage van ChristenUnie Tweede Kamerlid Carla Dik-Faber als lid van de vaste commissie voor Economische Zaken aan een plenair debat met staatssecretaris Dijksma van Economische Zaken

Onderwerp:   Debat over de invulling van de AMvB ter bevordering van grondgebondenheid

Kamerstuk:    33 979

Datum:           23 april 2015

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Voorzitter. Het is alweer vijf maanden geleden dat de Kamer de melkveewet heeft aangenomen. Deze wet was nodig om de derogatie te behouden, maar zorgde niet voor grondgebonden groei. Het was een lege wet. Nu ligt er dan eindelijk de AMvB die destijds door de staatssecretaris is toegezegd en waarmee de wet wordt ingevuld.

Wat onze fractie betreft is deze AMvB net als de wet een product van de onenigheid binnen de coalitie. Met de AMvB wordt een stapje gezet in de goede richting door de mate van intensiteit van bedrijven bepalend te laten zijn voor de mate waarin zij bij groei ook eigen grond moeten verwerven. Tegelijkertijd stelt het besluit dat elk bedrijf moet kunnen groeien, hoe hoog het fosfaatoverschot ook is. De grote vraag voor mijn fractie is waar wij met deze AMvB staan over drie of vijf jaar. Welk perspectief biedt de AMvB voor de Nederlandse melkveehouderij? Welk perspectief, welke toekomst is er voor onze jonge boeren?

Op 1 april 2015 is het melkquotum na 31 jaar afgeschaft. Het quotum heeft al die jaren gezorgd voor een relatief stabiele melkprijs, maar het diende ook als slot op de deur om te voorkomen dat de Nederlandse melkveesector te veel mest zou produceren en de derogatie in gevaar zou komen. De melkveewet moest zorgen voor de goede opvolging van het melkquotum, maar mijn fractie kijkt hierbij vooral naar de lange termijn. Hoe zorgen wij ervoor dat de Nederlandse gezinsbedrijven verder kunnen groeien, dat een vader het bedrijf over een jaar of vijf nog kan overdragen aan zijn zoon zonder dat het meteen op slot zit en dat de extensieve melkveehouders met ruimte op het eigen bedrijf niet de dupe worden van de intensieve groeiers?

Ik moet helaas constateren dat de wet en de AMvB niet daadwerkelijk zorgen voor een verantwoorde groei. Groei van alle individuele bedrijven wordt bijna beschouwd als een recht, terwijl wij met elkaar onherroepelijk afstevenen op het fosfaatplafond. Het is, net zoals bij de PAS (Programmatische Aanpak Stikstof) dreigt te gebeuren: wie het eerst komt, het eerst maalt. Ik mis bij de staatssecretaris en de coalitiepartijen de stip op de horizon. Waar willen wij naartoe? Wat willen wij wel en wat willen wij absoluut niet? De VVD gruwt van dierrechten, maar met de gekozen invulling van de wet en de AMvB zijn die dierrechten dichterbij dan ooit. In die zin biedt de AMvB slechts schijnzekerheid. De Partij van de Arbeid wil graag meer koeien in de wei, maar de middelen die de staatssecretaris heeft om dit te bewerkstelligen zijn boterzacht.

Wat gaat de staatssecretaris doen als het fosfaatplafond snel dichterbij komt? Zij schermt met melkveerechten, maar dat zou mijn fractie onwenselijk vinden, met name voor de bedrijven die altijd grondgebonden zijn gebleven. Er zijn ook nog andere mogelijkheden, bijvoorbeeld een fosfaatquotum. Is de staatssecretaris bereid om verschillende opties uit te werken, zodat de Kamer zich kan uitspreken voor een oplossing voor de lange termijn? Ik overweeg op dat punt een motie in te dienen.

De heer Graus (PVV):
Ik heb enkele maanden geleden een motie ingediend om fosfaten juist te gaan benutten. Wij moeten dus niet over fosfaatoverschotten spreken. Nu China ons geen fosfaten meer levert maar zegt "eigen volk eerst", en de fosfaatmijnen van Marokko uitgeput dreigen te raken, heb ik gezegd: laten wij uit dierlijke en in de toekomst mogelijk ook uit menselijke ontlasting fosfaten gaan extraheren. Die motie is gesteund door de ChristenUnie. Dus ik begrijp niet goed waarom er nu opeens over een fosfaatoverschot en een fosfaatplafond wordt gesproken, terwijl wij juist willen dat fosfaten optimaal benut worden en dat er zelfs een fosfaatbank komt. Dat is een primaire levensbehoefte die zuurstof bindt. Dat is onmisbaar voor mens en dier.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik denk dat de heer Graus hartstikke blij is dat de ChristenUnie die motie heeft gesteund. Ik begrijp in die zin zijn vraag niet. Tegelijkertijd moeten wij er met elkaar voor zorgen dat de mestproblematiek in Nederland niet te groot wordt. Die mestproblematiek heeft namelijk gevolgen voor onze leefomgeving. Het middel waarvoor gekozen is om mee te werken, zijn de fosfaatplafonds. Daar spreken wij vandaag nu eenmaal over. De ChristenUnie heeft daar haar inbreng op afgestemd. Verder zou ik willen zeggen: wees blij met de steun voor de motie.

De heer Graus (PVV):
Daar gaat het niet om. Als je zo'n motie steunt, mag je nooit meer spreken van een fosfaatplafond, want wij kunnen niet genoeg fosfaten binnenhalen in ons land. De dieren moeten zich juist zo veel mogelijk ontlasten zodat wij dat kunnen benutten. Je kunt van de gedroogde mest zelf bedding maken voor de koeien — daar kom ik nog op terug — of Hollandse klompjes. De Aziaten zijn er dol op.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
In mest zit niet alleen fosfaat. Er zitten ook andere onderdelen in mest. Het zorgt voor een bepaalde milieudruk. Ik ben het met de heer Graus erover eens dat fosfaat een belangrijke basisstof is. Ik ben het ook met iedereen eens die zegt: wij moeten fosfaten terugwinnen, want dat is ontzettend belangrijk. Er dreigen ook fosfaattekorten in de wereld. Dat is ook de reden geweest waarom wij die motie van de PVV-fractie gesteund hebben. Tegelijkertijd is er ook nog wel een klein milieuprobleem dat wij hier met elkaar moeten oplossen. Ik wil dat oplossen op zo'n manier dat er ook nog perspectief is voor de Nederlandse melkveehouderij. Dat heeft toch te maken met de meststapel, de mestgroei als gevolg van de melkveehouderij. Dat is even niet anders. Daar spreken wij hier vandaag over.

De heer Geurts (CDA):
Mevrouw Dik-Faber gaf aan dat zij niet zo'n voorstander is van melkveerechten. Dat zijn we met elkaar eens. Ik hoorde haar echter ook praten over een fosfaatquotum. Zou zij kunnen aangeven wat daarmee wordt bedoeld?

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik vind het eigenlijk te vroeg om dat nader te duiden. Ik kan mij voorstellen dat er alternatieven zijn voor de dierrechten. Ook andere fracties hebben alternatieven naar voren gebracht. Ik kan op dit moment niet overzien in hoeverre die alternatieven passend zijn. Daarom is mijn vraag aan de staatssecretaris of zij die alternatieven voor ons op een rij zou willen zetten en zou willen bekijken hoe die alternatieven uitwerken voor de bedrijfsvoering, maar ook voor het milieu et cetera. Dan kan de Kamer op basis van alle alternatieven die voorliggen, met de concrete uitwerking daarvan, daar nader over beslissen. Volgens mij zijn er namelijk echt wel alternatieven te bedenken voor de dierrechten.

De heer Geurts (CDA):
Over die alternatieven hebben we allebei vragen gesteld aan het kabinet. Wij wachten de antwoorden daarop af, maar ik schrok even toen u het fosfaatquotum noemde in relatie tot productierechten. Dat zou namelijk hetzelfde kunnen zijn, maar ik begrijp dat de ChristenUnie dat nog verder wil uitwerken.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ja, ik zal daar vandaag geen uitspraken over doen naast datgene wat ik zojuist heb aangegeven. Ik wil gewoon heel graag op een rij hebben wat de alternatieven zijn voor dierrechten, zodat de Kamer daar nog over kan debatteren. De CDA-fractie en de fractie van de ChristenUnie zijn het met elkaar eens dat dierrechten niet zo wenselijk zijn, maar ik heb dat bijvoorbeeld ook de SP-fractie horen zeggen. We zouden dan met elkaar geld stoppen in dierrechten, terwijl we eigenlijk willen dat het geld wordt gestopt in verduurzaming van de melkveehouderij.

De heer Dijkgraaf (SGP):
Het is natuurlijk helemaal afhankelijk van hoe het uitgewerkt zou worden, maar een fosfaatquotum zou ook geld kunnen gaan kosten. Ik zou namelijk niet weten hoe het anders zou moeten gaan werken. Ik begrijp het zo dat mevrouw Dik-Faber dit als niet meer dan een mogelijk voorbeeld noemt. De ChristenUnie heeft daar dus niet voor gekozen in de zin van: dit wordt het. Eigenlijk begrijp ik het zo dat mevrouw Dik-Faber wil dat eerst alle alternatieven worden onderzocht, waarvan dit er een eentje zou kunnen zijn. Dan zetten we de voor- en nadelen op een rij en dan pas kiezen we.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik heb in de beantwoording van de vragen gelezen dat de staatssecretaris nu al aan de slag gaat met een wet die de introductie van dierrechten mogelijk moet maken als het fosfaatplafond is bereikt. Ik denk dat dat verstandig is, maar dat is niet het enige wat de staatssecretaris moet doen. Voordat invoering van die wet aan de orde kan zijn, zullen we eerst met elkaar het fosfaatplafond moeten bereiken, maar ik wil ook eerst echt alle alternatieven op een rij hebben. Ik denk namelijk dat er echt alternatieven zijn die beter uitpakken voor de sector.

Ik kom bij mijn vragen over de AMvB. Waarom is er niet gekozen voor een plafond als aanvulling op het gestaffelde model? De staatssecretaris heeft in de beantwoording van vragen steeds melding gemaakt van een plafond in plaats van het gestaffelde model, maar mijn fractie vraagt waarom niet in aanvulling op dat model kan worden gekozen voor een plafond, dat bijvoorbeeld gelijk is aan de 100 kilo per hectare van de sector. Daarboven moet 100% van de groei worden verantwoord met grond. Nu worden bedrijven met een overschot van 150 kilo per hectare hetzelfde behandeld als bedrijven met een overschot van 50 kilo per hectare. Ik wil ook heel graag van de staatssecretaris horen of het toch niet mogelijk is om flexibel om te gaan met de twee referentiejaren. Dit levert nu heel veel onduidelijkheid op.

Een punt dat ik ook al inbracht bij de wetsbehandeling, is de positie van extensieve bedrijven met een negatief fosfaatoverschot. Is de staatssecretaris bereid om een deel van de steeds schaarser geworden ruimte onder het fosfaatplafond te reserveren voor deze bedrijven?

Tot slot: de ChristenUnie wil dat regionale kringlopen nog meer bevorderd worden, bijvoorbeeld door voer-mestkringlopen te verankeren in regelgeving. Verschillende melkveehouders maken duurzaam gebruik van gronden van landbouwers in de buurt die deze gronden zelf niet meer gebruiken. Ziet de staatssecretaris mogelijkheden om deze specifieke mestafzetten wel in mindering te brengen op het melkveefosfaatoverschot? Ik heb begrepen dat de staatssecretaris in gesprek is met de sector. Mag ik concluderen dat de vraag niet is of er regionale kringlopen komen, maar hoe?

Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl.

« Terug

Archief > 2015 > april