Bijdrage Carla Dik-Faber aan het plenair debat Wet natuurbescherming

donderdag 25 juni 2015

Bijdrage van ChristenUnie Tweede Kamerlid Carla Dik-Faber als lid van de vaste commissie voor Economische Zaken aan een plenair debat met staatssecretaris Dijksma van Economische Zaken

Onderwerp:   Wet natuurbescherming

Kamerstuk:    33 348

Datum:           25 juni 2015

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Voorzitter, ik ga mijn best doen.

Vorige week eindige ik mijn bijdrage aan het wetgevingsoverleg met een referentie aan de groene encycliek van de paus die op dat moment nog moest verschijnen, maar inmiddels al is verschenen. Het pauselijk schrijven viel direct op door zijn unieke radicale insteek tegen klimaatverandering en voor het behoud van onze kwetsbare schepping, Gods schepping. In Romeinen 8 staat het treffend omschreven: De schepping is ten prooi aan zinloosheid, niet uit eigen wil, maar door hem die haar daaraan heeft onderworpen. Dat waren profetische woorden van Paulus die in de Bijbel, Gods woord, zijn opgeschreven. Dat geldt ook voor de woorden van paus Franciscus van vorige week. Hij zei: ons huis wordt verwoest en dat schaadt iedereen. Juist daarom vind ik het mooi dat in de wet de intrinsieke waarde van de natuur een plek heeft gekregen.

Gisteren heeft de rechter bepaald dat de Nederlandse overheid ervoor moet zorgen dat de uitstoot van CO2 in 2020 met zeker 25% is gedaald ten opzichte van 1990. Dit is een belangrijke uitspraak die mijns inziens niet los kan worden gezien van de wijze waarop we met de natuur in ons land moeten omgaan. In de Rijksnatuurvisie gaat de staatssecretaris hier ook op in. Volgens haar moet er in het natuurbeleid aandacht zijn voor klimaatadaptie. In dat licht heeft mijn fractie het amendement op stuk nr. 75 ingediend, niet om daarmee vast te leggen dat de nationale natuurvisie zelf een aanpak zou moeten formuleren om klimaatverandering tegen te gaan, maar om ervoor te zorgen dat het natuurbeleid wordt vormgegeven in samenhang met het bestaande beleid om te komen tot een aanpak om klimaatverandering tegen te gaan. Ik heb de tekst van dit amendement op een enkel onderdeel verduidelijkt naar aanleiding van de reactie van de staatssecretaris. Ik hoop daarom nu op een positieve reactie van haar zijde.

Een punt van zorg blijft voor mij de spanning tussen de resultaatverplichting van het Rijk en de inspanningsverplichting van de provincies. De ChristenUnie-fractie is een groot voorstander van de decentralisatie en wil de provincies ook echt alle mogelijke ruimte geven om op eigen wijze en misschien ook wel een beetje eigenwijs invulling te geven aan hun verplichtingen. Tegelijkertijd moet de staatssecretaris ook daadwerkelijk in staat gesteld worden om te sturen op de resultaten en het behalen van de doelstellingen van de Vogel- en Habitatrichtlijn. Daarom heb ik het amendement van de heer Grashoff medeondertekend dat de minister van Economische Zaken in het uiterste geval de mogelijkheid geeft om nadere regels te stellen aan de provinciale natuurvisie, indien het Rijk anders ernstig in gebreke zou dreigen te blijven ten aanzien van internationale verplichtingen, met mogelijk flinke financiële consequenties.

Een ander punt betreft de monitoring. Het is goed dat Rijk en provincies gezamenlijk afspraken maken over een eenduidige monitoringsystematiek, om onduidelijkheid hierover te voorkomen. Dat is ook een belangrijk onderdeel van de resultaatsverplichting en van de systeemverantwoordelijkheid van het Rijk. Ik heb daarom het amendement van mevrouw Van Veldhoven over de monitoringsystematiek medeondertekend.

Tijdens het wetgevingsoverleg had ik met de staatssecretaris een discussie over de verdeling van verantwoordelijkheden. De staatssecretaris zei toen dat ze het per onderwerp ging bespreken met de provincies en dat zij de Kamer op de hoogte zou houden. Het gaat mij erom dat er tegenover deze Kamer en tegenover Provinciale Staten duidelijkheid ontstaat over wie waarvoor verantwoordelijk is en wie waarop aanspreekbaar is. Vandaar dat ik de volgende motie wil indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Tweede Kamer en Provinciale Staten gebaat zijn bij duidelijkheid over de verdeling van verantwoordelijkheden tussen Rijk en provincies bij de uitvoering van de Wet natuurbescherming;

verzoekt de regering, de afspraken die met provincies zijn of nog worden gemaakt over de verdeling van verantwoordelijkheden op een rij te zetten en de Kamer en Provinciale Staten hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 122 (33348).

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
De ChristenUnie vindt het een groot gemis dat landschappen en natuurschoonwaarden als stilte en duisternis in de wet niet apart beschermd worden. Provincies hebben natuurlijk alle vrijheid om hier beleid op te voeren en hebben daarvoor ook planologische instrumenten voorhanden, maar ik wil ook recht doen aan de bijzondere en zelfstandige waarde die landschappen hebben. Daarom heb ik het amendement van mevrouw Van Veldhoven over bijzondere provinciale landschappen medeondertekend. Dit amendement geeft een stevige basis — een optie, geen verplichting — aan Gedeputeerde Staten om waardevolle landschappen aan te wijzen als bijzonder provinciaal landschap. Daarom wil ik hierbij ook mijn amendement op stuk nr. 64 intrekken.

De voorzitter:
Het amendement-Dik-Faber (stuk nr. 64) is ingetrokken.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Dat is namelijk verwerkt in het amendement van mevrouw Van Veldhoven.

Ik wil wel heel graag mijn amendement over de bescherming van stilte en duisternis laten staan. Ik heb gezien dat de staatssecretaris daar nog niet heel enthousiast over is. Ik hoop echter dat zij, juist vanwege het belang van deze kwetsbare waarden, die steeds verder onder druk komen te staan door de verstedelijking, in de loop van dit debat tot een ander oordeel zal komen.

Dan kom ik bij de jacht, bij schadebestrijding en populatiebeheer. Ik heb ook vorige week gemerkt dat dit een controversieel onderwerp is. Er lag in eerste instantie een mooi compromis. De wildlijst wordt in stand gelaten, maar er moet wel een afschotplan ten grondslag liggen aan de jacht. De coalitie heeft deze delicate balans echter behoorlijk verstoord. De afgelopen weken heb ik heel wat reacties gehad naar aanleiding van mijn inbreng vorige week maandag. Laat ik helder zijn: de ChristenUnie is niet tegen de jacht, maar mijn fractie is wel van mening dat het doden van dieren altijd een reële noodzaak moet hebben en een duidelijk doel moet dienen, bij schadebestrijding en populatiebeheer, maar ook bij de jacht.

Hierbij zie ik de jacht met als doel het handhaven van een redelijke wildstand in het jachtveld van de jachthouder als ondersteunend aan een duurzaam populatiebeheer en de bestrijding van schadeveroorzakende dieren. Proactief populatiebeheer kan in die zin ook een reële noodzaak hebben, namelijk voorkomen dat te grote populaties ontstaan. Ik vind het belangrijk dat deze notie een plek krijgt in de wet. Ik handhaaf mijn amendement, zij het dat ik het wel enigszins heb gewijzigd op basis van het debat. Het heeft nieuw het nummer 110 gekregen.

De coalitiepartijen hebben vandaag een amendement over het schrappen van de afschotplannen gewijzigd. Ik ben heel benieuwd hoe de staatssecretaris naar deze wijziging kijkt. Het is deels een technische wijziging, maar ik zie ook een wijziging van artikel 3.12. Daar staat nu: "Er zijn faunabeheereenheden die voor hun werkgebied een faunabeheerplan vaststellen. Het duurzame beheer van populaties van in het wild levende dieren, de bestrijding van schadeveroorzakende dieren door grondgebruikers en de uitoefening van de jacht geschieden overeenkomstig het faunabeheerplan". Het laatste is belangrijk: overeenkomstig het faunabeheerplan. Hieruit meen ik op te kunnen maken dat jagers en grondgebruikers verplicht zijn om te handelen overeenkomstig het faunabeheerplan. Tegelijkertijd schrappen de indieners de verplichting uit artikel 3.14 en 3.18 om te handelen overeenkomstig het faunabeheerplan. Ik begrijp dit niet helemaal. Wat is hiervan de consequentie? Welke middelen hebben Gedeputeerde Staten en de faunabeheereenheden om op te treden als de wildbeheereenheden of de jagers niet handelen conform het faunabeheerplan?

Ik heb begrip voor de weerstand die er is tegen de afschotplannen. Ook mijn fractie wil burgers en jagers geen extra administratieve lasten opleggen als die niet per se noodzakelijk zijn. Mijn fractie hecht echter wel aan een goede en transparante beantwoording. Dit geldt voor wildbeheereenheden en faunabeheereenheden, maar ook voor Gedeputeerde Staten. Ik heb mijn amendementen op stuk nr. 77 gewijzigd om recht te doen aan enerzijds transparantie en anderzijds het beheersbaar houden van administratieve lasten. Ik hoop dat de staatssecretaris er ook met die blik naar wil kijken.

Voor een zorgvuldige besluitvorming over het faunabeheerplan is het van belang dat Gedeputeerde Staten zicht hebben op de indicatieve omvang van populaties van onderscheiden diersoorten. Hier ligt een verantwoordelijkheid voor de faunabeheereenheden om aan de hand van trendtellingen de omvang van de populaties te onderbouwen. Hierbij moet gebruik worden gemaakt van cijfers van meerdere bronnen. Met het gewijzigde amendement wordt in de wet opgenomen dat het faunabeheerplan een verifieerbare, kwantitatieve onderbouwing moet bevatten van de indicatieve omvang van de populaties van de onderscheiden diersoorten die kunnen worden bestreden of waarvan de populatie met het geweer kan worden beperkt. De vijf soorten van de wildlijst vallen hier dus buiten.

Daarnaast vind ik het belangrijk dat Gedeputeerde Staten en burgers goed inzicht krijgen in de verhouding tussen de indicatieve omvang van populaties zoals die in het faunabeheerplan is opgenomen, en de aantallen dieren die op de dag van afschot geteld en gedood worden in een veld. In het gewijzigde amendement van de coalitie op stuk nr. 107 wordt voor jachthouders de verplichting geïntroduceerd om te rapporteren over de aantallen dieren die zij hebben gedood. In mijn amendement koppel ik daaraan een verplichting om ook te rapporteren over de aantallen dieren die juist ter onderbouwing van dit afschot zijn geteld in het veld. Op deze wijze, met globale tellingen vooraf op het niveau van de faunabeheereenheid en meer gedetailleerde tellingen achteraf op veldniveau, krijgen faunabeheereenheden en Gedeputeerde Staten meer grip op het faunabeheer.

Ik ben blij met het positieve oordeel van de staatssecretaris over mijn subamendement dat regelt dat het bestuur van de faunabeheereenheid ook vertegenwoordigers van andere maatschappelijke organisaties en wetenschappers op het gebied van faunabeheer kan uitnodigen om deel te nemen aan de vergaderingen van het bestuur. Zij kunnen ook het bestuur adviseren. Het is inderdaad de bedoeling om de faunabeheereenheden meer vrijheid te geven om andere organisaties en wetenschappers te betrekken.

Ik kom op mijn laatste punt, de kennis over het faunabeheer. Op dit moment halen wij kennis, kunde en contacten voor het faunabeheer vaak uit het buitenland omdat die in Nederland niet voorhanden zijn. Ik heb dat vorige week ook al gememoreerd. In andere landen, zoals Duitsland, zijn er bijvoorbeeld universitaire afstudeermogelijkheden op het gebied van faunabeheer en jacht en wordt er ook onderzoek gedaan. In Nederland is er weliswaar een bijzonder hoogleraar faunabeheer, maar deze wordt gefinancierd door de KNJV. Aangezien wij in Nederland veel discussie hebben over faunabeheer en aangezien er weleens zonder enige vorm van kennis van alles over faunabeheer wordt geroepen, zou het goed zijn om het kennispeil wat op te krikken. Hier kunnen de faunabeheereenheden en Gedeputeerde Staten, die hierover moeten besluiten, ook hun voordeel mee doen. Vandaar de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat verantwoorde besluitvorming over faunabeheer en jacht gebaat is bij de beschikbaarheid van voldoende kennis van zaken bij de relevante partijen;

verzoekt de regering, de mogelijkheden te onderzoeken om het kennisniveau in Nederland inzake faunabeheer en jacht te vergroten en de Kamer hierover eind 2015 te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 125 (33348).

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Tot zover mijn inbreng. Ik zie uit naar de beantwoording door de staatssecretaris. Uit de inbreng van mijn fractie moge duidelijk zijn dat wij hopen dat de staatssecretaris goed naar twee belangrijke punten wil kijken. Ten eerste vinden wij het heel belangrijk om het landschap en de kwetsbare kwaliteiten van ons landschap, zoals stilte en duisternis, in deze Natuurwet voldoende te beschermen. Ten tweede hechten wij sterk aan de transparantie van de jacht.

Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl.

« Terug

Archief > 2015 > juni