Bijdrage Carla Dik-Faber aan het wetsvoorstel Regels ter bescherming van de natuur (Wet natuurbescherming)

dinsdag 16 juni 2015

Bijdrage van ChristenUnie Tweede Kamerlid Carla Dik-Faber als lid van de vaste commissie voor Economische Zaken aan een wetgevingsoverleg met staatssecretaris Dijksma van Economische Zaken

Onderwerp:   Het wetsvoorstel Regels ter bescherming van de natuur (Wet natuurbescherming)

Kamerstuk:    33 348          

Datum:           16 juni 2015

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Voorzitter. Bijna 800 jaar geleden schreef Franciscus van Assisi zijn Zonnelied. De zon, de wind, het vuur noemde hij zijn broeders. Zijn zusters zijn de maan, de sterren, het water en moeder aarde. Samen bezingen zij de grootsheid van hun schepper. Franciscus, beschermheilige van de ecologen, was zelf geen wetenschapper. Hij heeft waarschijnlijk nog nooit gehoord van klimaatverandering en milieuvervuiling, maar zijn boodschap van verbondenheid met de natuur, met Gods schepping, en de noodzaak van een soberdere levensstijl zijn actueler dan ooit.

Vanuit die gerichtheid heb ik de Wet natuurbescherming gelezen. Deze wet stelt de intrinsieke waarde van de natuur voorop. Dat is goed. De natuur is veelal kwetsbaar en kan niet voor zichzelf spreken. Er zijn dus regels nodig om de natuur te beschermen, om de belangen van de natuur af te wegen tegen andere belangen, en om samenhang te creëren met andere belangen, zoals verduurzaming van de economie maar ook het tegengaan van klimaatverandering. Dit laatste punt mag duidelijker naar voren komen. Daar heb ik een amendement voor.

De wet is een juridische vertaling van de decentralisatieafspraken tussen het Rijk en de provincies. Enerzijds zijn er de internationale en Europese verplichtingen voor de bescherming van soorten en habitats, waarop het Rijk wordt afgerekend. Anderzijds kan de staatssecretaris slechts een inspanningsverplichting vragen van de provincies, die bovendien zelf een gebiedsgerichte en integrale aanpak voorstaan. De natuur is immers niet maakbaar, maar hoe gaat dat dan in de praktijk als soorten in aantallen teruglopen en als Brussel Nederland op het matje roept? Hoe wil de staatssecretaris ervoor zorgen dat we de doelstellingen van de Vogel- en Habitatrichtlijn gaan halen als hij niet kan sturen op de resultaten? Daarop krijg ik graag een reactie. Vanwege de tijd sluit ik mij aan bij het pleidooi van D66 over de monitoring.

Mij valt op dat de wettekst zich beperkt tot minimale internationale en Europese eisen. Enerzijds begrijp ik dat het ingewikkeld genoeg is om daaraan te kunnen voldoen. Anderzijds is moeilijk vol te houden dat wij werken aan robuuste natuur als wij kiezen voor wat minimaal nodig is. Het moet niet alleen gaan om behoud en herstel, maar ook om verbetering van natuurwaarden. Is het ambitieniveau wel voldoende, ook in het licht van het recente Europese rapport State of Nature in the EU? Is er ruimte voor aanpassing of aanscherping van de wet als de fitness check daartoe aanleiding geeft? Daarop krijg ik graag een reactie.

De ChristenUnie-fractie wil dat de decentralisatie van beleid ook echt een decentralisatie van verantwoordelijkheden en bevoegdheden behelst. Tegelijkertijd heb ik wel zorgen over hoe de staatssecretaris de samenhang in het beleid van Rijk en provincies en van provincies onderling wil borgen. De tekst hierover is erg vrijblijvend. Het bestuursakkoord 2011-2015 over de decentralisaties is bijna afgelopen. Is het niet tijd voor een nieuw akkoord om de verdeling van verantwoordelijkheden en verplichtingen goed vast te leggen? De wet is daar namelijk erg open over.

De ChristenUnie-fractie vindt het een groot gemis dat kernkwaliteiten van de Nederlandse landschappen en natuurschoonwaarden zoals stilte en duisternis niet apart in de wet beschermd worden. De provincies hebben alle vrijheid om hierop beleid te voeren en hebben daarvoor ook planologische instrumenten voorhanden. Ik vind dat deze vrijblijvendheid, die overigens niets te maken heeft met wantrouwen jegens provincies, geen recht doet aan de handtekening die Nederland heeft gezet onder het Europese landschapsverdrag. De ChristenUnie-fractie wil de bescherming van de landschappelijke kernkwaliteiten en de natuurschoonwaarden ook wettelijk verankeren. De uitvoering is aan de provincies, maar het kader moet echt in deze wet staan. Ik heb hiertoe twee amendementen in voorbereiding; wellicht zijn zij al ingediend.

In de huidige Natuurbeschermingswet 1998 kan de zorgplicht voor natuur ook strafrechtelijk gehandhaafd worden. In het wetsvoorstel is alleen nog bestuursrechtelijke handhaving mogelijk. Waarom heeft de staatssecretaris er niet voor gekozen om strafrechtelijke handhaving achter de hand te houden voor het geval dat de bestuursrechtelijke weg niet werkt? Ik zou deze stok graag achter de deur houden. Hiertoe zal ik een amendement indienen.

Ik kom bij een onderwerp dat ons allen bezighoudt, namelijk de jacht. Dat is een controversieel onderwerp in deze wet, niet het minst omdat beide coalitiepartijen hierover zeer verschillend denken. Toch is het de staatssecretaris in eerste instantie gelukt om met een compromis te komen: de jacht volgens de wildlijst wordt in stand gelaten, maar er dient wel een afschotplan aan ten grondslag te liggen. De jacht is van oudsher een private aangelegenheid. De jachthouder is gerechtigd om op eigen grond dieren te bemachtigen, maar van wie zijn de dieren? Hiervan gaat de suggestie uit dat dieren in het wild eigendom zijn van de mensen en alleen van nut zijn in hun relatie tot de mens, maar ook dieren hebben een intrinsieke waarde. De ChristenUnie-fractie is van mening dat het doden van dieren altijd een reële noodzaak moet hebben en een duidelijk doel moet dienen. Deze notie moet een plek krijgen in de wet. Hiervoor hebben we een amendement klaarliggen.

Te allen tijde moet er sprake zijn van planmatig beheer op basis van tellingen vooraf en verantwoording van afschot achteraf. Daarom kan de ChristenUnie-fractie zich goed vinden in het voorstel om te werken met afschotplannen, mits dit niet leidt tot een onevenredig hoge regeldruk. Aangezien de jagers al vooraf tellingen uitvoeren en zelf ook een planmatig beheer voorstaan, zou er echter geen sprake moeten zijn van extra regeldruk als zij die informatie vooraf met de Faunabeheereenheden delen. What's the problem? Nogmaals: waarom heeft de PvdA-fractie op dit punt geen rechte rug laten zien? Dat is bijzonder jammer.

De ChristenUnie-fractie ziet de jacht als ondersteuning van een goed populatiebeheer en het bestrijden van schade. We volgen hierin grotendeels de keuzes die de staatssecretaris maakt. Wel zien wij op een aantal onderdelen graag aanscherpingen van het beleid. Zowel de jagers als de natuurbeschermers voeren nu tellingen uit in het veld. Die tellingen zouden gestroomlijnd en geprofessionaliseerd moeten worden, aangezien de tellingen momenteel nogal uiteenlopen. Hierdoor zijn de effecten van de jacht op de populaties niet altijd goed vast te stellen. Daarnaast vindt de ChristenUnie-fractie dat het college van Gedeputeerde Staten van de provincie waarin de Faunabeheereenheid werkzaam is, de mogelijkheid moet hebben om de kwaliteit van de tellingen die ten grondslag liggen aan de faunabeheerplannen en de afschotplannen, zorgvuldig te beoordelen. Niet alleen de cijfers van de KNJV maar bijvoorbeeld ook de cijfers van Sovon moeten worden meegenomen.

Ik zal dan ook komen met een subamendement op het amendement van de coalitie. De strekking van dat subamendement is dat Faunabeheereenheden de plicht krijgen om tellingen van verschillende organisaties met elkaar te vergelijken. De Faunabeheereenheden moeten evenwichtiger van samenstelling worden. De ChristenUnie-fractie is van mening dat jagers en natuurorganisaties een stem moeten hebben en dat ook wetenschappers betrokken moeten worden bij de besluitvorming van de Faunabeheereenheid. De noodzaak hiertoe is alleen maar sterker nu de coalitie de afschotplannen, het vooraf informatie verstrekken, uit de wet wil halen. De coalitie heeft de eerste stap gezet met de betrokkenheid van natuurorganisaties, maar ik wil ook de betrokkenheid van wetenschappers borgen en zal hiertoe met een subamendement komen.

In het verlengde hiervan vraag ik aandacht voor het feit dat kennis, kunde en contacten inzake faunabeheer vaak uit het buitenland worden gehaald omdat die in Nederland niet voorhanden zijn. In Duitsland, Zwitserland en de Scandinavische landen zijn er universitaire afstudeermogelijkheden op het gebied van faunabeheer. Hiermee kan de sector geprofessionaliseerd worden. Er is weliswaar een bijzonder hoogleraar faunabeheer, maar die wordt gefinancierd door de KNJV. Is de staatssecretaris bereid, te onderzoeken hoe het kennisniveau in Nederland verhoogd kan worden?

De staatssecretaris laat de wildlijst in stand met hierop vijf soorten die vrij bejaagbaar zijn. Sinds het schrappen van ganzen van de wildlijst zijn de ganzenpopulaties flink gegroeid, met alle overlast en problematiek van dien. Welke mogelijkheden zijn er nu nog in de wet om de wildlijst eventueel tijdelijk uit te breiden met andere kleine wildsoorten waarvan er op een bepaald moment echt te veel zijn?

Het is bekend hoe voedselverspilling mij aan het hart gaat. In de schriftelijke beantwoording beweert de staatssecretaris dat al het voedsel dat geoogst wordt, benut wordt. Beter gezegd: alle dieren die gedood worden, worden opgegeten. Dat klopt niet. De logistieke ketens zijn onvoldoende op orde om dieren die bejaagd worden, op tijd aan te leveren. Denk aan de muskusratten en de spreeuwen. Ze worden wel bejaagd, maar restaurant De Pronckheer in Cothen wordt op de vingers getikt als ze op de menukaart terechtkomen. Wat gaat de staatssecretaris doen om te zorgen dat de benutting van wild verbetert?

De jaarlijkse wildschade in Nederland bedraagt ongeveer 100 miljoen euro. Slechts een deel van de schade wordt daadwerkelijk vergoed. Veel boeren geven de schade niet op omdat de administratieve procedures veel tijd kosten en ze straks wellicht zelfs moeten betalen om een aanvraag in behandeling te laten nemen. De staatssecretaris wil dat de provincies zorgen voor een adequate regeling voor schadevergoeding. Het lijkt mij echter erg omslachtig en bureaucratisch als alle provincies een afzonderlijke regeling opstellen. Wil de staatssecretaris bij het IPO aandringen op een richtlijn, zodat boeren in alle provincies op dezelfde manier behandeld worden en sneller weten waar ze aan toe zijn?

De ChristenUnie-fractie maakt zich grote zorgen over de handhaving van de Wet natuurbescherming. Ik zie een groeiend aantal taken voor de boa's, ook bijvoorbeeld rond het dumpen van complete drugslaboratoria in de natuur, maar de staatssecretaris stelt €100.000 extra beschikbaar. Dat is 1 fte, en daarmee volstrekt onvoldoende. Kan de staatssecretaris toezeggen dat er extra geld beschikbaar komt voor de provincies om de handhaving op peil te brengen en te houden?

Ik rond af. Ik ga terug naar Franciscus, niet naar Franciscus van Assisi, met wie ik mijn betoog begon, maar naar paus Franciscus. Naar verluidt zal morgen zijn langverwachte groene encycliek verschijnen. De verwachtingen zijn hooggespannen, ook de mijne. Ik verwacht dat de paus ons met de neus op de feiten drukt. Franciscus van Assisi wist 800 jaar geleden niet van klimaat- en milieuproblemen, maar paus Franciscus weet het wel en wij weten het ook. Dat schept verplichtingen. Laten we de moed hebben om te doen wat nodig is: de klimaatproblemen bestrijden en Gods schepping bewaren voor volgende generaties.

Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl.

« Terug

Archief > 2015 > juni