Bijdrage Carla Dik-Faber aan algemeen overleg Natuur- en milieueffecten veehouderij inclusief PAS

woensdag 17 april 2013

Bijdrage van ChristenUnie Tweede Kamerlid Carla Dik-Faber als lid van de vaste commissie voor Economische Zaken aan een algemeen overleg met staatssecretaris Dijksma van Economische Zaken

Onderwerp:   Natuur- en milieueffecten veehouderij inclusief PAS

Kamerstuk:    33 037

Datum:            17 april 2013

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Voorzitter. De tijd begint te knellen voor de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS). De vraag is of het allemaal nog wel PASt voor 1 januari 2014. De staatssecretaris schetst in haar brief over het bestuurlijk overleg een zeer ambitieus pad voor de komende acht maanden. De ChristenUnie is een groot voorstander van het zo snel mogelijk vaststellen van de PAS. Het moet nu eindelijk duidelijk worden welke maatregelen nodig zijn om kwetsbare natuurge-bieden te beschermen en welke ruimte er kan worden gegeven aan economische ontwikkeling. Volgens mij moet er nog veel meer gebeuren. Zo moeten veel Natura 2000-gebieden nog worden aangewezen. De Kamer heeft verzocht om alle gebieden voor de zomer aan te wijzen. Nu wil de staatssecretaris, zo lees ik in haar brief, toch een aantal gebieden later aanwijzen. Om hoeveel en welke gebieden gaat het dan? De ChristenUnie ziet tegelijkertijd ook dat een te vroege aanwijzing van gebieden in sommige gevallen kan leiden tot een gebrek aan draagvlak voor het beheerplan. De haalbaarheid en de betaalbaarheid moeten voorop staan. Zojuist kwamen in de discussie al Engbertsdijkvenen en de Nieuwkoopse Plassen aan bod. Ik wil daar graag aan toevoegen het nieuwe gebied Binnenveld, door de staatssecretaris in de beantwoording van onze vragen «een natuurparel in de Gelderse Vallei» genoemd. Juist hier zijn de verhoudingen behoorlijk verstoord. De ChristenUnie is benieuwd wat het bestuurlijk overleg dat de staatssecretaris eind deze maand voert, op dit gebied zal opleveren. Kan de staatssecretaris toezeggen dat zij de Kamer over de uitkomsten van dit overleg zal informeren? Hoe zit het met de ontwikkelruimte? De staatssecretaris schrijft dat er voor nagenoeg alle gebieden voldoende ontwikkelruimte beschikbaar is. Voor bijvoorbeeld het Binnenveld is dit volgens mij niet het geval. Ook ben ik benieuwd hoe deze ontwikkelruimte wordt verdeeld tussen de sectoren. Graag hoor ik daarop een reactie.

De staatssecretaris wil de Kamer nog voor de zomer het wetsvoorstel aanbieden dat nodig is om de PAS vast te stellen, een wijziging van de Natuurbeschermingswet. Hoe verhoudt dat wetsvoorstel zich tot het bestuurlijk overleg met de provincies? Het bestuurlijk overleg loopt tot het einde van dit jaar. Wanneer wordt de Kamer daar dan bij betrokken? Verder is in de PAS een belangrijke rol weggelegd voor de gebiedsanalyses met herstelmaatregelen die de provincies moeten opstellen. Deze analyses vormen de basis voor de vergunningverlening. Worden de definitieve gebiedsanalyses nog getoetst? Zo ja, door wie? Spreekt de Raad van State, die al eerder kritisch was over onderdelen van de PAS, zich hierover nog uit? Al met al ligt er nog een forse opgave voor het Rijk, de provincies en de waterschappen. Ik roep de staatssecretaris dan ook op om heel goed de vinger aan de pols te houden en dat proces in het komende jaar tot haar absolute prioriteit te maken.

In afwachting van de PAS hanteren de provincies verschillende methoden om ontwikkelruimte te creëren. Niet alle provincies hebben stikstofverordeningen. Zo heeft de provincie Friesland nog geen verordening. Men lijkt nu de PAS af te wachten. De provincie Overijssel heeft ervoor gekozen om veel vergunningen onder de Natuurbeschermingswet af te geven. Andere provincies als Noord-Brabant en Utrecht hebben wel verordeningen, waardoor men daar verder kan met de vergunningverlening en de verdeling van de ontwikkelruimte. Hoe beziet de staatssecretaris de huidige stikstofverordeningen in het zicht van de concept-PAS? Voldoen de verschillende provinciale methodieken aan de criteria die de PAS stelt, of voorziet zij dat er straks een hele slag nodig is om de provinciale praktijk in lijn te brengen met de PAS?

Het onderzoeksrapport van het LEI concludeert dat de jaarlijkse baten van de PAS tussen de 100 en 200 miljoen hoger zijn dan de jaarlijkse kosten. Volgens het LEI zit de onzekerheid hierbij met name aan de kant van de baten. De jaarlijkse kosten kunnen blijkbaar wel nauwkeurig bepaald worden op 96 miljoen. Welke garanties hebben wij dat deze kosten niet hoger zullen uitvallen? Hoe waardeert de staatssecretaris überhaupt de uitkomst van het rapport? Ze heeft daar namelijk nog niet op gereageerd. Dan het bovengronds aanwenden van mest. Er is in Nederland een relatief kleine groep van boeren die bovengronds mest willen uitrijden, kringloop-boeren die zich hebben verenigd in de Vereniging tot Behoud van Boer en Milieu en de Vereniging Noordelijke Friese Wouden. Hun aanvraag voor een ontheffing is echter niet gehonoreerd door het ministerie, na advies van de Technische Commissie Bodem. Ik heb de indruk dat het onderzoeksvoorstel van deze kringloopboeren op procedurele gronden is afgewezen. Ik krijg veel reacties van deelnemers aan de praktijkproef en heb met hen gesproken, ook vanmiddag nog. Na jarenlange zorg voor een goede bodemkwaliteit, wordt die nu tenietgedaan en is al hun werk zowel op het land als bij het aanleveren van veel gegevens tevergeefs geweest. Dat kan toch niet de bedoeling zijn? De ChristenUnie wil de kringloop-landbouw graag ondersteunen. Wat ons betreft volgt een ontheffing voor enkele jaren en als dat niet mogelijk is, ten minste een ontheffing voor de duur van het onderzoek dat Wageningen Universiteit nu uitvoert naar ammoniakemissies. In de tussentijd kan het ministerie samen met de initiatiefnemers kijken naar een adequate onderbouwing van het onderzoeksvoorstel. De staatssecretaris schreef immers in de nota naar aanleiding van het verslag ook zelf dat het emissiearm toepassen van dierlijke mest op de grond mogelijk moet zijn, onder randvoorwaarden. Ik hoop dan ook dat de staatssecretaris het bovengronds uitrijden van mest een kans wil geven. Ik overweg om op dit punt een motie in te dienen. Tot slot een kort punt over mestvergisting. Met de staatssecretaris ben ik van mening dat de uitzending van de KRO beruste op gedateerde informatie en dat in de tussentijd stappen zijn gezet. Zo is de lijst met covergistingsmaterialen uitgebreid en werkt de vergistingsbranche aan een systeem van certificering. Ik denk echter ook dat een systeem van controle en handhaving een absolute must is, want er kan nog steeds heel veel misgaan met vergistingsinstallaties en er is veel ongerustheid onder omwonenden. Ook duidelijk is dat veel vergisters niet werkzaam zijn, doordat de markt voor biomassa aan de grens zit. Dit probleem zal alleen maar groter worden met het bijstoken van biomassa in kolencentrales. Is het daarom niet verstandig om terughoudend te zijn met de bouw van nieuwe centrales en vooral in te zetten op een goede verlengdelevensduurregeling van bestaande vergisters? Door te kiezen voor innovatie in plaats van te investeren in nieuwbouw besparen we veel subsidie en voorkomen we stilstand van vergisters. Op dit laatste punt hoor ik graag een reactie van de staatssecretaris.

Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl.

« Terug

Archief > 2013 > april